Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van de cassatiemiddelen
3.Ambtshalve beoordeling van de uitspraak van het hof
4.Beslissing
9 december 2025.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 9 december 2025 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof 's-Hertogenbosch van 25 juli 2023. De verdachte, geboren in 2000, was in hoger beroep veroordeeld voor medeplegen van poging tot diefstal met geweld, zoals omschreven in artikel 312 van het Wetboek van Strafrecht. De advocaat van de verdachte, J.T.E. Vis, heeft cassatiemiddelen voorgesteld, terwijl de advocaat-generaal D.J.C. Aben heeft geconcludeerd tot vernietiging van de uitspraak van het hof, maar alleen wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf. De Hoge Raad heeft de klachten van de verdachte beoordeeld, maar deze konden niet leiden tot vernietiging van de uitspraak van het hof. De Hoge Raad heeft echter ambtshalve vastgesteld dat de redelijke termijn, zoals bedoeld in artikel 6 lid 1 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens, was overschreden. Dit leidde tot een vermindering van de opgelegde gevangenisstraf van 29 maanden naar 28 maanden. De Hoge Raad heeft het beroep voor het overige verworpen.