Uitspraak
1.Procesverloop
De advocaat van de huurder heeft schriftelijk op die conclusie gereageerd.
2.Uitgangspunten en feiten
3.Beoordeling van het middel
4.Beslissing
5 december 2025.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 5 december 2025 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure over huurrecht. De eiser, aangeduid als de huurder, had sinds november 2017 een woning gehuurd van de Stichting Dunavie. De huurder had herhaaldelijk contact opgenomen met de verhuurder over de gebreken van de woning, maar in 2023 heeft hij zich misdragen op het kantoor van Dunavie. Dit leidde tot een kort geding waarin Dunavie ontruiming van de woning vorderde op basis van artikel 7:213 BW, dat de verplichting van de huurder tot goed huurderschap regelt. De kantonrechter wees de vordering tot ontruiming af, maar het gerechtshof vernietigde dit vonnis en wees de vordering toe, waarbij het hof oordeelde dat de huurder zich niet als goed huurder had gedragen. De huurder ging in cassatie tegen deze uitspraak. De Hoge Raad oordeelde dat het hof terecht had geoordeeld dat de huurder zich niet als goed huurder had gedragen, en verwierp het beroep. De kosten van het geding in cassatie werden voor rekening van de huurder gesteld.