ECLI:NL:HR:2025:1858

Hoge Raad

Datum uitspraak
5 december 2025
Publicatiedatum
4 december 2025
Zaaknummer
24/04215
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huurrecht en goed huurderschap in kort geding over ontruiming gehuurde wegens misdragingen huurder

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 5 december 2025 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure over huurrecht. De eiser, aangeduid als de huurder, had sinds november 2017 een woning gehuurd van de Stichting Dunavie. De huurder had herhaaldelijk contact opgenomen met de verhuurder over de gebreken van de woning, maar in 2023 heeft hij zich misdragen op het kantoor van Dunavie. Dit leidde tot een kort geding waarin Dunavie ontruiming van de woning vorderde op basis van artikel 7:213 BW, dat de verplichting van de huurder tot goed huurderschap regelt. De kantonrechter wees de vordering tot ontruiming af, maar het gerechtshof vernietigde dit vonnis en wees de vordering toe, waarbij het hof oordeelde dat de huurder zich niet als goed huurder had gedragen. De huurder ging in cassatie tegen deze uitspraak. De Hoge Raad oordeelde dat het hof terecht had geoordeeld dat de huurder zich niet als goed huurder had gedragen, en verwierp het beroep. De kosten van het geding in cassatie werden voor rekening van de huurder gesteld.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
CIVIELE KAMER
Nummer24/04215
Datum5 december 2025
ARREST
In de zaak van
[de huurder],
wonende te [woonplaats],
EISER tot cassatie,
hierna: de huurder,
advocaat: N.C. van Steijn,
tegen
STICHTING DUNAVIE,
gevestigd te Katwijk,
VERWEERSTER in cassatie,
hierna: Dunavie,
niet verschenen.

1.Procesverloop

Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar:
a. het vonnis in de zaak 10690080 \ CV EXPL 23-2774 van de kantonrechter in de rechtbank Den Haag van 23 oktober 2023;
b. het arrest in de zaak 200.334.911/01 van het gerechtshof Den Haag van 8 oktober 2024.
De huurder heeft tegen het arrest van het hof beroep in cassatie ingesteld.
Tegen Dunavie is verstek verleend.
De conclusie van de Advocaat-Generaal G.R.B. van Peursem strekt tot verwerping.
De advocaat van de huurder heeft schriftelijk op die conclusie gereageerd.

2.Uitgangspunten en feiten

2.1
In cassatie kan worden uitgegaan van het volgende (zie ook de conclusie van de Advocaat-Generaal onder 1.1-1.14).
(i) De huurder huurt sinds november 2017 van Dunavie een woning (hierna: het gehuurde).
(ii) Vanaf 2019 heeft de huurder herhaaldelijk contact opgenomen met medewerkers van Dunavie omdat het gehuurde niet aan zijn woonwensen voldeed.
(iii) In 2023 heeft de huurder meerdere keren het kantoor van Dunavie bezocht en zich daar misdragen, onder meer door zich in het zicht van werknemers van Dunavie uit te kleden en zichzelf te verwonden met een scheermesje, omdat hij een andere woning wilde.
2.2
In dit kort geding vordert Dunavie ontruiming van het gehuurde op grond van art. 7:213 BW, omdat de huurder zich niet als een goed huurder heeft gedragen.
2.3
De kantonrechter heeft de vordering tot ontruiming afgewezen.
2.4
Het hof [1] heeft het vonnis vernietigd en de vordering tot ontruiming toegewezen. Het heeft daartoe, voor zover in cassatie van belang, het volgende overwogen:
“6.4 Een huurder is op grond van het bepaalde in artikel 7:213 BW verplicht om zich als goed huurder te gedragen. Dat [de huurder] zich niet als zodanig heeft gedragen volgt uit meerdere incidenten die hebben plaatsgevonden: zo heeft [de huurder] op 13 januari 2023 zijn kleding uit frustratie uitgetrokken op het kantoor van Dunavie, op 10 mei 2023 het kantoor van Dunavie bezocht en zich met een scheermesje gesneden en zichzelf op 23 augustus 2023 en 31 augustus 2023 voor de ogen van de medewerkers van Dunavie bij zijn keel en armen gesneden omdat hij een andere woning wilde. Meermaals heeft de politie moeten ingrijpen. Gelet op de ernst van de gedragingen en de impact op de medewerkers is naar voorlopig oordeel van het hof [de huurder] door dit gedrag tekortgeschoten in de nakoming van de huurovereenkomst. Dat deze tekortkoming niet gering is en veel impact heeft (gehad) op de medewerkers van Dunavie blijkt uit de verklaringen die zij hierover hebben afgelegd. Na de incidenten is de deur van het kantoor van Dunavie meerdere weken op slot geweest en hadden bezoekers geen vrije toegang. De ernst en frequentie van de incidenten rechtvaardigen dan ook naar voorlopig oordeel van het hof in beginsel de ontbinding van de huurovereenkomst.”

3.Beoordeling van het middel

3.1
Onderdeel 1 van het middel keert zich tegen het oordeel van het hof in rov. 6.4 dat de huurder zich niet als goed huurder heeft gedragen in de zin van art. 7:213 BW. Het klaagt dat dit oordeel onjuist dan wel onvoldoende gemotiveerd is omdat geen sprake is van gedragingen die verband houden met het gebruik van de gehuurde woning.
3.2
Art. 7:213 BW bepaalt dat de huurder verplicht is zich ten aanzien van het gebruik van de gehuurde zaak als een goed huurder te gedragen. Schending van art. 7:213 BW levert een tekortkoming op in de nakoming van een verplichting jegens de verhuurder en kan grond zijn voor ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde.
De in art. 7:213 BW bedoelde verplichting heeft niet alleen betrekking op zorg voor de gehuurde zaak zelf maar ook op zorg voor de woonomgeving. [2] Ook kan deze verplichting betrekking hebben op gedragingen van de huurder buiten het gehuurde, mits er een voldoende verband bestaat met de huurovereenkomst.
3.3
Gelet op het hiervoor in 3.2 overwogene geeft het oordeel van het hof dat de huurder zich niet als een goed huurder heeft gedragen in de zin van art. 7:213 BW wegens zijn gedragingen in het kantoor van Dunavie – welke gedragingen waren gericht op het verkrijgen van een andere woning – geen blijk van een onjuiste rechtsopvatting. Nadere motivering behoeft dit oordeel evenmin. Onderdeel 1 faalt.
3.4
De overige klachten van het middel kunnen evenmin tot cassatie leiden. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie art. 81 lid 1 RO).

4.Beslissing

De Hoge Raad:
- verwerpt het beroep;
- veroordeelt [de huurder] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van Dunavie begroot op nihil.
Dit arrest is gewezen door de vicepresident M.J. Kroeze als voorzitter en de raadsheren F.J.P. Lock, S.J. Schaafsma, F.R. Salomons en G.C. Makkink, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer A.E.B. ter Heide op
5 december 2025.

Voetnoten

1.Gerechtshof Den Haag 8 oktober 2024, ECLI:NL:GHDHA:2024:2415.
2.HR 16 oktober 1992, ECLI:NL:HR:1992:ZC0719, rov. 3.2.3.