ECLI:NL:HR:2025:1894

Hoge Raad

Datum uitspraak
12 december 2025
Publicatiedatum
11 december 2025
Zaaknummer
24/04007
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestuurdersaansprakelijkheid na faillissement en vrijwaringszaak

In deze zaak gaat het om de aansprakelijkheid van bestuurders van Roebia Zorg Dienstverlening B.V. na een faillissement. De bestuurders hebben cassatie ingesteld tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, waarin zij werden aangesproken op hun bestuurdersaansprakelijkheid op basis van artikel 2:248 van het Burgerlijk Wetboek. De Hoge Raad verwijst naar eerdere vonnissen van de rechtbank Midden-Nederland en arresten van het hof, waaruit blijkt dat de bestuurders in een vrijwaringszaak betrokken zijn, waarbij de curator en het zorgkantoor als verweerders optreden. De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot verwerping van het cassatieberoep, en de Hoge Raad heeft de klachten van de bestuurders beoordeeld. De Hoge Raad oordeelt dat de klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van het arrest van het hof, en dat er geen noodzaak is om verder te motiveren. De Hoge Raad verwerpt het beroep en legt de kosten van het geding op aan de bestuurders, inclusief wettelijke rente indien deze kosten niet tijdig worden voldaan.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
CIVIELE KAMER
Nummer24/04007
Datum12 december 2025
ARREST
In de zaak van
1. ROEBIA ZORG DIENST VERLENING B.V.,
gevestigd te Almere,
2. [bestuurder 2] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats],
3. [bestuurder 3],
wonende te [woonplaats],
4. [bestuurder 4] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats],
5. [bestuurder 5],
wonende te [woonplaats],
EISERS tot cassatie,
hierna: de bestuurders,
advocaat: H.J.W. Alt,
tegen
Mark-Hendrik DE VRIES q.q.,
kantoorhoudende te Amsterdam,
VERWEERDER in cassatie,
hierna: de curator,
advocaat: B.I. Kraaipoel,
In de vrijwaring:
ZILVEREN KRUIS ZORGKANTOOR N.V.,
gevestigd te Apeldoorn,
hierna: het zorgkantoor,
advocaat: M.S. van der Keur.

1.Procesverloop

Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar:
a. de vonnissen in de zaken C/16/514164 / HL ZA 20-363 en C/16/525086 / HL ZA 21-208 / HvW/5452 van de rechtbank Midden-Nederland van 31 maart 2021 en 14 december 2022, hersteld bij vonnis van 11 januari 2023;
b. de arresten in de zaak 200.329.718/01 van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 26 maart 2024 en 30 juli 2024.
De bestuurders hebben tegen het arrest van het hof van 30 juli 2024 beroep in cassatie ingesteld.
De curator en het zorgkantoor hebben ieder afzonderlijk een verweerschrift tot verwerping ingediend.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten.
De conclusie van de Advocaat-Generaal B.F. Assink strekt tot verwerping van het cassatieberoep.
De advocaat van de bestuurders heeft schriftelijk op die conclusie gereageerd.

2.Beoordeling van het middel

De Hoge Raad heeft de klachten over het arrest van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van dat arrest. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3.Beslissing

De Hoge Raad:
- verwerpt het beroep;
- veroordeelt de bestuurders in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van de curator begroot op € 2.463,-- aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris, vermeerderd met de wettelijke rente over deze kosten indien de bestuurders deze niet binnen veertien dagen na heden hebben voldaan, en aan de zijde van het zorgkantoor begroot op 8.206,-- aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris, vermeerderd met de wettelijke rente over deze kosten indien de bestuurders deze niet binnen veertien dagen na heden hebben voldaan.
Dit arrest is gewezen door de vicepresident M.J. Kroeze als voorzitter en de raadsheren G.C. Makkink en K. Teuben, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer A.E.B. ter Heide op
12 december 2025.