Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
3.Beoordeling van de cassatiemiddelen die namens de verdachte zijn voorgesteld
4.Beslissing
19 december 2025.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 19 december 2025 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof 's-Hertogenbosch. De zaak betreft de verdachte, geboren in 1957, die werd beschuldigd van verschillende druggerelateerde misdrijven, waaronder het medeplegen van de uitvoer van cocaïne. Het openbaar ministerie heeft cassatie ingesteld tegen de gedeeltelijke vrijspraak van de verdachte, terwijl de verdachte zelf ook cassatie heeft ingesteld tegen de veroordelingen die hem zijn opgelegd. De Hoge Raad heeft de cassatiemiddelen van het openbaar ministerie gegrond verklaard, met name met betrekking tot de vraag of er sprake was van 'buiten het grondgebied van Nederland brengen' van cocaïne, wanneer deze in Nederland aan een politiële pseudokoper werd geleverd. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat het hof dit verkeerd heeft beoordeeld. De cassatiemiddelen van de verdachte zijn verworpen, omdat deze niet konden leiden tot vernietiging van de uitspraak van het hof. De Hoge Raad heeft de uitspraak van het hof gedeeltelijk vernietigd en de zaak terugverwezen naar het gerechtshof 's-Hertogenbosch voor herbehandeling van de relevante onderdelen. Dit arrest heeft belangrijke implicaties voor de interpretatie van de Opiumwet en de toepassing van het uitlokkingsverbod in drugszaken.