ECLI:NL:HR:2025:1944

Hoge Raad

Datum uitspraak
19 december 2025
Publicatiedatum
17 december 2025
Zaaknummer
23/04539
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over vrijspraak en verbeurdverklaring in drugszaken met betrekking tot cocaïne

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 19 december 2025 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof 's-Hertogenbosch. De zaak betreft de verdachte, geboren in 1957, die werd beschuldigd van verschillende druggerelateerde misdrijven, waaronder het medeplegen van de uitvoer van cocaïne. Het openbaar ministerie heeft cassatie ingesteld tegen de gedeeltelijke vrijspraak van de verdachte, terwijl de verdachte zelf ook cassatie heeft ingesteld tegen de veroordelingen die hem zijn opgelegd. De Hoge Raad heeft de cassatiemiddelen van het openbaar ministerie gegrond verklaard, met name met betrekking tot de vraag of er sprake was van 'buiten het grondgebied van Nederland brengen' van cocaïne, wanneer deze in Nederland aan een politiële pseudokoper werd geleverd. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat het hof dit verkeerd heeft beoordeeld. De cassatiemiddelen van de verdachte zijn verworpen, omdat deze niet konden leiden tot vernietiging van de uitspraak van het hof. De Hoge Raad heeft de uitspraak van het hof gedeeltelijk vernietigd en de zaak terugverwezen naar het gerechtshof 's-Hertogenbosch voor herbehandeling van de relevante onderdelen. Dit arrest heeft belangrijke implicaties voor de interpretatie van de Opiumwet en de toepassing van het uitlokkingsverbod in drugszaken.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer23/04539
Datum19 december 2025
ARREST
op de beroepen in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof 's-Hertogenbosch van 20 november 2023, nummer 20-000805-19, in de strafzaak
tegen
[verdachte] ,
geboren in [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1957,
hierna: de verdachte.

1.Procesverloop in cassatie

De beroepen zijn ingesteld door de verdachte en het openbaar ministerie.
Namens de verdachte hebben de advocaten N. van Schaik en H. Brentjes bij schriftuur cassatiemiddelen voorgesteld. Ook het openbaar ministerie heeft bij schriftuur cassatiemiddelen voorgesteld.
De raadslieden van de verdachte hebben het beroep van het openbaar ministerie tegengesproken.
De advocaat-generaal T.N.B.M. Spronken heeft geconcludeerd tot verwerping van het cassatieberoep van de verdachte en gegrondverklaring van het cassatieberoep van het openbaar ministerie en in verband daarmee tot vernietiging van de uitspraak van het hof, maar uitsluitend wat betreft de beslissingen over het onder 2 ten laste gelegde buiten het grondgebied van Nederland brengen van de in de tenlastelegging genoemde pakketten cocaïne, de beslissingen over het onder 3 primair tenlastegelegde en de strafoplegging, tot terugwijzing van de zaak naar het gerechtshof ’s-Hertogenbosch, opdat de zaak ten aanzien daarvan opnieuw wordt berecht en afgedaan.
2. Beoordeling van de cassatiemiddelen die door het openbaar ministerie zijn voorgesteld
2.1
Het eerste cassatiemiddel komt op tegen de gedeeltelijke vrijspraak van het aan de verdachte onder 2 tenlastegelegde. Het tweede cassatiemiddel komt op tegen de vrijspraak van het onder 3 primair tenlastegelegde. De cassatiemiddelen klagen in het bijzonder over het oordeel van het hof dat van ‘buiten het grondgebied van Nederland brengen’ in de zin van artikel 1 lid 5 van de Opiumwet van cocaïne geen sprake kan zijn als de cocaïne in Nederland wordt geleverd aan een politiële pseudokoper.
2.2
De cassatiemiddelen slagen. De redenen daarvoor staan vermeld in het arrest dat de Hoge Raad vandaag heeft uitgesproken in de zaak 23/04584, ECLI:NL:HR:2025:1943.

3.Beoordeling van de cassatiemiddelen die namens de verdachte zijn voorgesteld

De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).

4.Beslissing

De Hoge Raad:
- vernietigt de uitspraak van het hof, maar uitsluitend wat betreft de beslissingen over het onder 2 tenlastegelegde ‘buiten het grondgebied van Nederland brengen’ van de in de tenlastelegging genoemde pakketten cocaïne, het onder 3 tenlastegelegde en de strafoplegging;
- wijst de zaak terug naar het gerechtshof ’s-Hertogenbosch, opdat de zaak ten aanzien daarvan opnieuw wordt berecht en afgedaan;
- verwerpt de beroepen voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de vice-president V. van den Brink als voorzitter, en de raadsheren T. Kooijmans en F. Posthumus, in bijzijn van de waarnemend griffier H.J.S. Kea, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
19 december 2025.