ECLI:NL:HR:2025:1968
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Cassatie tegen naheffingsaanslag parkeerbelasting door belanghebbende tegen gemeente Zoetermeer
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 19 december 2025 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die was ingesteld door [X] (hierna: belanghebbende) tegen het College van Burgemeester en Wethouders van de Gemeente Zoetermeer. De zaak betreft een beroep in cassatie tegen de uitspraak van het Gerechtshof Den Haag van 15 januari 2025, waarin het hoger beroep van de heffingsambtenaar en het hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank Den Haag (nr. SGR 23/6179) over een naheffingsaanslag in de parkeerbelasting aan de orde was. De belanghebbende, vertegenwoordigd door N.G.A. Voorbach, heeft het beroep in cassatie ingesteld na de uitspraak van het Hof.
De Advocaat-Generaal R.J. Koopman heeft op 3 oktober 2025 geconcludeerd tot ongegrondverklaring van het beroep in cassatie. De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het Hof beoordeeld en geconcludeerd dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad heeft geen motivering hoeven geven voor dit oordeel, aangezien het niet nodig was om vragen te beantwoorden die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht, zoals vermeld in artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie.
De Hoge Raad heeft ook geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep in cassatie ongegrond verklaard, en dit arrest is openbaar uitgesproken op 19 december 2025.