Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van het cassatiemiddel
3.Ambtshalve beoordeling van de uitspraak van het hof
4.Beslissing
11 februari 2025.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 11 februari 2025 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof 's-Hertogenbosch van 4 oktober 2022. De verdachte, geboren in 1991, was eerder vrijgesproken van diefstal met geweld, maar het Openbaar Ministerie heeft cassatie ingesteld. De advocaat-generaal V.M.A. Sinnige heeft geconcludeerd tot vernietiging van de uitspraak van het hof, maar enkel wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf. De Hoge Raad heeft vastgesteld dat de redelijke termijn voor het behandelen van het cassatieberoep is overschreden, wat leidt tot een vermindering van de opgelegde gevangenisstraf van twintig maanden naar negentien maanden. De Hoge Raad heeft het beroep voor het overige verworpen. De zaak betreft de vraag of het hof voldoende heeft onderbouwd waarom het de verdediging niet heeft gevolgd in het standpunt dat de verdachte vrijgesproken moest worden. De Hoge Raad oordeelt dat het hof niet onbegrijpelijk heeft geoordeeld op basis van de beschikbare bewijsmiddelen, waaronder DNA-onderzoek en getuigenverklaringen.