Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van het cassatiemiddel
3.Beslissing
11 februari 2025.
Hoge Raad
Op 11 februari 2025 heeft de Hoge Raad der Nederlanden uitspraak gedaan in een cassatiezaak met nummer 24/00905. Deze zaak betreft een beklag ex artikel 5.4.10 in verbinding met artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering, dat is ingediend door de klager, geboren in 1991. De aanleiding voor het beklag was een beslag op diverse goederen, dat was gelegd naar aanleiding van een Europees onderzoeksbevel van Belgische autoriteiten. De rechtbank Zeeland-West-Brabant had op 11 maart 2024 een beschikking gegeven in deze zaak, waartegen de klager in cassatie is gegaan. De advocaat van de klager, J.J.J. van Rijsbergen, heeft een cassatiemiddel ingediend, maar de advocaat-generaal A.E. Harteveld heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep. De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van de rechtbank beoordeeld en geconcludeerd dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van de uitspraak. De Hoge Raad heeft geen verdere motivering gegeven, aangezien het niet nodig was om vragen te beantwoorden die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht, zoals vermeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep verworpen.