Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van het cassatiemiddel
3.Beslissing
18 februari 2025.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 18 februari 2025 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Amsterdam, dat op 31 oktober 2023 was gewezen. Het nummer van het gerechtshofarrest is 23-001485-21. De verdachte, geboren in 1986, heeft het beroep in cassatie ingesteld. De verdediging werd gevoerd door de advocaten R.J. Baumgardt en M.J. van Berlo, beiden werkzaam in Rotterdam. Zij hebben bij schriftuur een cassatiemiddel ingediend. De advocaat-generaal, E.J. Hofstee, heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De Hoge Raad heeft de klachten die door de verdediging zijn ingediend, beoordeeld. De uitkomst van deze beoordeling was dat de klachten niet konden leiden tot vernietiging van de uitspraak van het gerechtshof. De Hoge Raad heeft in zijn oordeel geen verdere motivering hoeven geven, omdat de vragen die aan de orde waren niet van belang waren voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht, zoals bedoeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie.
Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep verworpen, wat betekent dat de uitspraak van het gerechtshof in stand blijft. Dit arrest is uitgesproken ter openbare terechtzitting en is gewezen door de vice-president en twee raadsheren, met de waarnemend griffier aanwezig.