Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van het cassatiemiddel
2. Indien voor een feit dat in een algemene strafbepaling valt een bijzondere strafbepaling bestaat, komt deze alleen in aanmerking.”
3.Beslissing
18 februari 2025.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 18 februari 2025 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof 's-Hertogenbosch. De verdachte, geboren in 1994, was beschuldigd van het helpen van negen personen met de Turkse nationaliteit bij het verkrijgen van verblijf in Nederland, terwijl hij wist of ernstige redenen had te vermoeden dat hun verblijf wederrechtelijk was. De verdachte had deze personen arbeid laten verrichten in zijn bedrijf, [A] B.V., en had van dit misdrijf een gewoonte gemaakt. Het hof had geoordeeld dat artikel 197b van het Wetboek van Strafrecht niet als een bijzondere strafbepaling ten opzichte van artikel 197a lid 2 Sr kan worden beschouwd, en dat artikel 55 lid 2 Sr niet aan de toepassing van artikel 197a lid 2 Sr in de weg staat. De advocaat-generaal had geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat betreft de beslissingen over de strafbaarstelling van het bewezenverklaarde, de strafbaarverklaring van de verdachte en de strafoplegging, en tot ontslag van alle rechtsvervolging van de verdachte. De Hoge Raad heeft het cassatiemiddel verworpen en het oordeel van het hof bevestigd. De uitspraak benadrukt de juridische nuances tussen de artikelen 197a en 197b Sr en de toepassing van de lex specialis.