ECLI:NL:HR:2025:251
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Ontvankelijkheid van het beroep in cassatie van [X] B.V. tegen de uitspraak van het Gerechtshof Den Haag
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 14 februari 2025 uitspraak gedaan over het beroep in cassatie dat was ingesteld door [X] B.V. tegen een uitspraak van het Gerechtshof Den Haag van 10 oktober 2024. Het beroep in cassatie was ingediend door A.F.M.J. Verhoeven, die zich als indiener had gepresenteerd. Echter, de Hoge Raad heeft vastgesteld dat de indiener niet bevoegd was om namens [X] B.V. het cassatieberoep in te stellen. Dit werd onderbouwd door het ontbreken van bewijs dat de persoon die de machtiging had ondertekend, daadwerkelijk bevoegd was om dit te doen. De griffier van de Hoge Raad had de indiener al eerder verzocht om binnen zes weken bewijsstukken over te leggen, maar ook de overgelegde stukken op 10 januari 2025 gaven geen duidelijkheid over de bevoegdheid van de ondertekenaar. Hierdoor concludeerde de Hoge Raad dat het beroep in cassatie niet-ontvankelijk was, wat betekent dat het beroep niet in behandeling werd genomen. De Hoge Raad heeft geen proceskosten toegewezen, aangezien er geen aanleiding voor was. De uitspraak werd gedaan door vice-president M.E. van Hilten, samen met de raadsheren E.N. Punt en M.A. Fierstra, en werd openbaar uitgesproken op de genoemde datum.