ECLI:NL:HR:2025:251

Hoge Raad

Datum uitspraak
14 februari 2025
Publicatiedatum
13 februari 2025
Zaaknummer
24/04181
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontvankelijkheid van het beroep in cassatie van [X] B.V. tegen de uitspraak van het Gerechtshof Den Haag

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 14 februari 2025 uitspraak gedaan over het beroep in cassatie dat was ingesteld door [X] B.V. tegen een uitspraak van het Gerechtshof Den Haag van 10 oktober 2024. Het beroep in cassatie was ingediend door A.F.M.J. Verhoeven, die zich als indiener had gepresenteerd. Echter, de Hoge Raad heeft vastgesteld dat de indiener niet bevoegd was om namens [X] B.V. het cassatieberoep in te stellen. Dit werd onderbouwd door het ontbreken van bewijs dat de persoon die de machtiging had ondertekend, daadwerkelijk bevoegd was om dit te doen. De griffier van de Hoge Raad had de indiener al eerder verzocht om binnen zes weken bewijsstukken over te leggen, maar ook de overgelegde stukken op 10 januari 2025 gaven geen duidelijkheid over de bevoegdheid van de ondertekenaar. Hierdoor concludeerde de Hoge Raad dat het beroep in cassatie niet-ontvankelijk was, wat betekent dat het beroep niet in behandeling werd genomen. De Hoge Raad heeft geen proceskosten toegewezen, aangezien er geen aanleiding voor was. De uitspraak werd gedaan door vice-president M.E. van Hilten, samen met de raadsheren E.N. Punt en M.A. Fierstra, en werd openbaar uitgesproken op de genoemde datum.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
BELASTINGKAMER
Nummer24/04181
Datum14 februari 2025
ARREST
op het door A.F.M.J. Verhoeven ingestelde beroep in cassatie tegen de uitspraak van het Gerechtshof Den Haag van 10 oktober 2024, nrs. BK-23/616 tot en met BK-23/624.

1.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie

1.1
Het beroep in cassatie is volgens het beroepschrift ingesteld namens [X] B.V. Het beroepschrift is ondertekend door A.F.M.J. Verhoeven (hierna: de indiener van het beroepschrift).
1.2
Bij het beroepschrift is een stuk overgelegd ten bewijze dat [X] B.V. de indiener van het beroepschrift heeft gemachtigd dit cassatieberoep in te stellen (hierna: de machtiging) met daarbij een uittreksel uit het handelsregister van de Kamer van Koophandel van [X] B.V. Aangezien uit die stukken niet blijkt dat degene die de machtiging heeft ondertekend, bevoegd was om dat namens [X] B.V. te doen, heeft de griffier van de Hoge Raad de indiener van het beroepschrift verzocht binnen een termijn van zes weken stukken over te leggen waaruit deze bevoegdheid blijkt.
1.3
Uit de stukken die de indiener van het beroepschrift op 10 januari 2025 heeft overgelegd, blijkt evenmin dat degene die de machtiging heeft ondertekend, bevoegd was dat namens [X] B.V. te doen. Daarom gaat de Hoge Raad ervan uit dat de indiener van het beroepschrift niet bevoegd was om namens [X] B.V. beroep in cassatie in te stellen en zal de Hoge Raad om die reden het beroep in cassatie niet-ontvankelijk verklaren.

2.Proceskosten

De Hoge Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

3.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de vice-president M.E. van Hilten als voorzitter, en de raadsheren E.N. Punt en M.A. Fierstra, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski, en in het openbaar uitgesproken op 14 februari 2025.