Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van het eerste, het tweede en het derde cassatiemiddel
3.Beoordeling van het vierde en het vijfde cassatiemiddel
4.Ambtshalve beoordeling van de uitspraak van het hof
5.Beslissing
18 februari 2025.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 18 februari 2025 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Amsterdam van 30 juni 2022. De zaak betreft openlijke geweldpleging, gepleegd door de verdachte na een ruzie in de rokersruimte van een café. In eerste aanleg werd de verdachte vrijgesproken, maar het hof oordeelde anders. De advocaat-generaal A.E. Harteveld concludeerde tot vernietiging van de uitspraak van het hof, maar uitsluitend wat betreft de duur van de opgelegde taakstraf. De Hoge Raad heeft de cassatiemiddelen van de verdachte beoordeeld, die onder andere klaagden over de bewezenverklaring van de tenlastegelegde feiten en de verwerping van het beroep op noodweer. De Hoge Raad oordeelde dat de klachten niet tot cassatie leiden, en dat de bewijsvoering voldoende grond biedt voor de vaststelling dat de verdachte geweldshandelingen heeft gepleegd. De Hoge Raad oordeelde dat het hof niet onbegrijpelijk heeft geoordeeld over het opzet van de verdachte en de aanvallende gedragingen. Tevens werd vastgesteld dat de redelijke termijn voor de behandeling van de zaak was overschreden, wat leidde tot een vermindering van de opgelegde taakstraf. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad de uitspraak van het hof vernietigd, maar alleen wat betreft het aantal uren taakstraf, en de taakstraf verminderd van 160 naar 144 uren, subsidiair 72 dagen hechtenis. Het beroep werd voor het overige verworpen.