ECLI:NL:HR:2025:267

Hoge Raad

Datum uitspraak
18 februari 2025
Publicatiedatum
14 februari 2025
Zaaknummer
22/02501
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over openlijke geweldpleging na ruzie in café met vrijspraak in eerste aanleg

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 18 februari 2025 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Amsterdam van 30 juni 2022. De zaak betreft openlijke geweldpleging, gepleegd door de verdachte na een ruzie in de rokersruimte van een café. In eerste aanleg werd de verdachte vrijgesproken, maar het hof oordeelde anders. De advocaat-generaal A.E. Harteveld concludeerde tot vernietiging van de uitspraak van het hof, maar uitsluitend wat betreft de duur van de opgelegde taakstraf. De Hoge Raad heeft de cassatiemiddelen van de verdachte beoordeeld, die onder andere klaagden over de bewezenverklaring van de tenlastegelegde feiten en de verwerping van het beroep op noodweer. De Hoge Raad oordeelde dat de klachten niet tot cassatie leiden, en dat de bewijsvoering voldoende grond biedt voor de vaststelling dat de verdachte geweldshandelingen heeft gepleegd. De Hoge Raad oordeelde dat het hof niet onbegrijpelijk heeft geoordeeld over het opzet van de verdachte en de aanvallende gedragingen. Tevens werd vastgesteld dat de redelijke termijn voor de behandeling van de zaak was overschreden, wat leidde tot een vermindering van de opgelegde taakstraf. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad de uitspraak van het hof vernietigd, maar alleen wat betreft het aantal uren taakstraf, en de taakstraf verminderd van 160 naar 144 uren, subsidiair 72 dagen hechtenis. Het beroep werd voor het overige verworpen.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer22/02501
Datum18 februari 2025
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof Amsterdam van 30 juni 2022, nummer 23-000164-21, in de strafzaak
tegen
[verdachte],
geboren in [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1984,
hierna: de verdachte.

1.Procesverloop in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft J. Kuijper, advocaat in Amsterdam, bij schriftuur cassatiemiddelen voorgesteld.
Namens de benadeelde partij [benadeelde 1] heeft mr. F.J.M. Hamers, advocaat in Rotterdam, een verweerschrift ingediend.
De advocaat-generaal A.E. Harteveld heeft geconcludeerd tot vernietiging van de uitspraak van het hof, maar uitsluitend wat betreft de duur van de opgelegde taakstraf, tot vermindering daarvan naar de gebruikelijke maatstaf en tot verwerping van het beroep voor het overige.

2.Beoordeling van het eerste, het tweede en het derde cassatiemiddel

2.1
Het eerste cassatiemiddel klaagt over de bewezenverklaring van het onder 1 meer subsidiair tenlastegelegde. Het tweede cassatiemiddel klaagt over de bewezenverklaring van het onder 2 tenlastegelegde en over de verwerping van het beroep op noodweer. Het derde cassatiemiddel klaagt dat het hof in strijd met artikel 359 lid 2, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering niet in het bijzonder de redenen heeft opgegeven waarom het is afgeweken van een door de verdediging naar voren gebracht uitdrukkelijk onderbouwd standpunt over de bruikbaarheid voor het bewijs van de verklaringen van [benadeelde 1] en [benadeelde 2].
2.2
De cassatiemiddelen leiden niet tot cassatie. De redenen daarvoor staan vermeld in de conclusie van de advocaat-generaal onder 4 tot en met 7.

3.Beoordeling van het vierde en het vijfde cassatiemiddel

De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).

4.Ambtshalve beoordeling van de uitspraak van het hof

De Hoge Raad doet uitspraak nadat meer dan twee jaren zijn verstreken na het instellen van het cassatieberoep. Dat brengt mee dat de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 lid 1 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden is overschreden. Dit moet leiden tot vermindering van de opgelegde taakstraf van honderdzestig uren, subsidiair tachtig dagen vervangende hechtenis.

5.Beslissing

De Hoge Raad:
- vernietigt de uitspraak van het hof, maar uitsluitend wat betreft het aantal uren te verrichten taakstraf en de duur van de vervangende hechtenis;
- vermindert het aantal uren taakstraf in die zin dat de taakstraf 144 uren beloopt, subsidiair 72 dagen hechtenis;
- verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de vice-president M.J. Borgers als voorzitter, en de raadsheren C. Caminada en F. Posthumus, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
18 februari 2025.