ECLI:NL:HR:2025:268

Hoge Raad

Datum uitspraak
18 februari 2025
Publicatiedatum
14 februari 2025
Zaaknummer
22/03622
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatieberoep niet-ontvankelijk verklaard wegens niet indienen van cassatiemiddelen binnen de wettelijke termijn

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 18 februari 2025 uitspraak gedaan in een cassatieberoep tegen een arrest van het gerechtshof Amsterdam van 21 september 2022. De verdachte, geboren in 2000, heeft het cassatieberoep ingesteld via zijn advocaat S. Jankie. De advocaat-generaal P.M. Frielink heeft geconcludeerd dat het cassatieberoep niet-ontvankelijk moet worden verklaard op basis van artikel 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie (RO).

De Hoge Raad heeft als cassatierechter de schriftuur en de aanvullingen daarop beoordeeld. Het is vastgesteld dat de ingediende schriftuur niet voldoet aan de wettelijke vereisten voor cassatiemiddelen. Er was geen stellige en duidelijke klacht over de schending van een rechtsregel of het verzuim van een vormvoorschrift door de rechter die de bestreden uitspraak heeft gedaan. Hierdoor kon de Hoge Raad de klachten niet in behandeling nemen.

Bovendien is vastgesteld dat de verdachte niet binnen de wettelijk gestelde termijn een schriftuur met cassatiemiddelen heeft ingediend, wat in strijd is met artikel 437 lid 2 van het Wetboek van Strafvordering. Dit heeft geleid tot de beslissing van de Hoge Raad om het cassatieberoep niet-ontvankelijk te verklaren. De uitspraak is gedaan door de vice-president V. van den Brink, samen met de raadsheren Y. Buruma en A.E.M. Röttgering, en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer22/03622
Datum18 februari 2025
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof Amsterdam van 21 september 2022, nummer 23-002148-21, in de strafzaak
tegen
[verdachte],
geboren in [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2000,
hierna: de verdachte.

1.Procesverloop in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft S. Jankie, advocaat in Hoofddorp, een schriftuur (en aanvullingen daarop) ingediend.
De advocaat-generaal P.M. Frielink heeft geconcludeerd dat het cassatieberoep met toepassing van art. 80a RO niet-ontvankelijk wordt verklaard.
De raadsman van de verdachte heeft daarop schriftelijk gereageerd.

2.Beoordeling van de schriftuur en de ontvankelijkheid van het beroep

2.1
Als cassatierechter onderzoekt de Hoge Raad alleen cassatiemiddelen (klachten) als in de wet bedoeld. Als een zodanig cassatiemiddel kan alleen gelden een stellige en duidelijke klacht over de schending van een bepaalde rechtsregel en/of het verzuim van een toepasselijk vormvoorschrift door de rechter die de bestreden uitspraak heeft gewezen. De schriftuur (en de aanvullingen daarop) voldoen niet aan dit vereiste, zodat zij onbesproken moeten blijven.
2.2
Nu de verdachte niet binnen de bij de wet gestelde termijn bij de Hoge Raad door een raadsman een schriftuur met cassatiemiddelen heeft doen indienen, is niet in acht genomen het voorschrift van artikel 437 lid 2 van het Wetboek van Strafvordering. Dat brengt mee dat de Hoge Raad het cassatieberoep niet in behandeling kan nemen.

3.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de vice-president V. van den Brink als voorzitter, en de raadsheren Y. Buruma en A.E.M. Röttgering, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
18 februari 2025.