Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van de cassatiemiddelen
3.Beslissing
18 februari 2025.
Hoge Raad
Op 18 februari 2025 heeft de Hoge Raad der Nederlanden uitspraak gedaan in een cassatiezaak met nummer 23/04388. Het beroep in cassatie was ingesteld door de verdachte, geboren in [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1964. De verdachte werd vertegenwoordigd door de advocaten R.J. Baumgardt en M.J. van Berlo, beiden werkzaam in Rotterdam. De advocaat-generaal A.E. Harteveld heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De Hoge Raad heeft de cassatiemiddelen beoordeeld en geconcludeerd dat de klachten over de uitspraak van het gerechtshof 's-Hertogenbosch, die op 9 november 2023 werd gedaan in de strafzaak met nummer 20-002223-21, niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad heeft geen verdere motivering gegeven voor dit oordeel, aangezien het niet nodig was om vragen te beantwoorden die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht, zoals vermeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie.
Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep verworpen. Deze uitspraak is gedaan door de vice-president M.J. Borgers als voorzitter, samen met de raadsheren M. Kuijer en T. Kooijmans, en in aanwezigheid van de waarnemend griffier E. Schnetz. De uitspraak vond plaats tijdens een openbare terechtzitting.