ECLI:NL:HR:2025:439

Hoge Raad

Datum uitspraak
25 maart 2025
Publicatiedatum
20 maart 2025
Zaaknummer
22/03957
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van de uitspraak van het gerechtshof 's-Hertogenbosch inzake verlaten plaats ongeval na ruzie bij drive-in van restaurant

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 25 maart 2025 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof 's-Hertogenbosch. De zaak betreft een verkeersongeval dat plaatsvond op 21 maart 2020 in Bergen op Zoom, waarbij de verdachte, die in een grijze Opel Astra reed, de plaats van het ongeval heeft verlaten zonder zijn gegevens achter te laten. De aangeefster, [getuige 1], heeft verklaard dat zij meerdere keren door de verdachte is aangereden. De verdediging heeft verzocht om [getuige 1] als getuige te horen, maar dit verzoek werd door het hof afgewezen op de grond dat het horen van de getuige irrelevant of overbodig zou zijn. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat het hof onvoldoende heeft gemotiveerd waarom het horen van de getuige niet noodzakelijk was, vooral gezien het feit dat de verklaring van [getuige 1] belastend was voor de verdachte en dat de verdediging het ondervragingsrecht nog niet had kunnen uitoefenen. De Hoge Raad heeft de uitspraak van het hof vernietigd en de zaak terugverwezen naar het gerechtshof 's-Hertogenbosch voor een nieuwe behandeling.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer22/03957
Datum25 maart 2025
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof 's-Hertogenbosch van 21 oktober 2022, nummer 20-000461-21, in de strafzaak
tegen
[verdachte] ,
geboren in [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1990,
hierna: de verdachte.

1.Procesverloop in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze hebben J.S. Nan en S.A.H. Vromen, beiden advocaat in ’sGravenhage, bij schriftuur een cassatiemiddel voorgesteld. De schriftuur is schriftelijk toegelicht.
De plaatsvervangend advocaat-generaal V.M.A. Sinnige heeft geconcludeerd tot vernietiging van de uitspraak van het hof en tot terugwijzing van de zaak naar het gerechtshof ’s-Hertogenbosch, opdat de zaak in zoverre opnieuw wordt berecht en afgedaan.

2.Beoordeling van het cassatiemiddel

2.1
Het cassatiemiddel klaagt onder meer dat de afwijzing door het hof van het door de verdediging gedane verzoek tot het horen van [getuige 1] als getuige, althans het gebruik van de eerder door deze getuige afgelegde verklaring voor het bewijs, niet verenigbaar is met het door artikel 6 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (hierna: EVRM) gewaarborgde recht op een eerlijk proces.
2.2.1
Het hof heeft het vonnis van de rechtbank bevestigd. In dat vonnis is ten laste van de verdachte bewezenverklaard dat hij:
“als degene door wiens gedraging een verkeersongeval was veroorzaakt, welke gedraging hij al dan niet als bestuurder van een motorrijtuig had verricht en welk verkeersongeval had plaatsgevonden in Bergen op Zoom op/aan De Boulevard Noord , op 21 maart 2020 de (voornoemde) plaats van vorenbedoeld ongeval heeft verlaten, terwijl bij dat ongeval, naar hij redelijkerwijs moest vermoeden, aan een ander (te weten [getuige 1] ) schade was toegebracht.”
2.2.2
Deze bewezenverklaring steunt op de volgende in het bevestigde vonnis opgenomen bewijsmiddelen:
“3.1.1
het ambtsedig proces-verbaal van aangifte door [getuige 1] d.d. 25 maart 2020 (...). Dit proces-verbaal houdt, zakelijk weergegeven, in:
In de nacht van vrijdag 20 op zaterdag 21 maart 2020, omstreeks 01:45 uur, reed ik de McDrive aan de Boulevard Noord te Bergen op Zoom uit. Bij het uitrijden, voelde ik dat mijn auto van achteren aangetikt werd door een andere auto, die ook de McDrive uit kwam rijden. Ik zag dat er in deze auto, zijnde een grijze Opel Astra, twee Marokkaanse jongens zaten van ongeveer 20 jaar oud. Het kenteken van deze auto, wat ik later heb opgenomen op de telefoon is [kenteken] . Mijn vrienden zeiden dat ik moest stoppen. Echter toen ik gestopt was, voelde en zag ik dat de grijze Opel Astra opzettelijk meerdere keren tegen mijn portier aan de linkerzijkant reed. Ik hoorde ook dat zij iedere keer een stukje gas bijgaven, waardoor mijn auto als het ware steeds een beetje meer opschoof richting de stoep. Ik heb deuk- en lakschade aan de linkerzij kant van mijn auto en het portier. Vervolgens is de bestuurder van de Opel Astra en degene die tegen mijn auto aan is gereden, in zijn auto gestapt en is hij weggereden.
3.1.2
het ambtsedig proces-verbaal van bevindingen opgemaakt door [verbalisant 1] , hoofdagent van politie Eenheid Zeeland-West-Brabant (...). Dit proces-verbaal houdt, zakelijk weergegeven, in:
Op zaterdag 21 maart 2020, omstreeks 02.00 uur, was ik, verbalisant, werkzaam in de omgeving van Bergen op Zoom . Wij kregen het verzoek van het operationeel centrum te gaan naar de Boulevard ter hoogte van de McDonalds . Daar zou zich een conflict hebben afgespeeld. Collega’s [verbalisant 3] en [verbalisant 2] werden ook naar deze melding gestuurd. Zij waren al ter plaatse op het moment dat wij ter plaatse kwamen. Ik hoorde dat zij ons verzochten uit te gaan kijken naar een zwarte Opel Astra, voorzien van het kenteken [kenteken] . De tenaamgestelde van de Opel Astra betrof [verdachte] , geboren op [geboortedatum] 1990 te [geboorteplaats] , woonachtig aan [c-straat 1] te [woonplaats] . Op zaterdag 21 maart 2020, omstreeks 02.15 uur, zag ik, in een parkeervak aan de Rijtuigweg-Zuid , het bovengenoemd voertuig geparkeerd staan. Ik zag dat er één persoon op de bijrijdersstoel in het voertuig zat. Ik vroeg hem zijn identiteitsbewijs. Ik zag dat hij mij opgaf te zijn: [verdachte] , geboren op [geboortedatum] 1990 te [geboorteplaats] .
3.1.3
het ambtsedig proces-verbaal van bevindingen opgemaakt door [verbalisant 2] , hoofdagent van politie Eenheid Zeeland-West-Brabant (...). Dit proces-verbaal houdt, zakelijk weergegeven, in:
Op zaterdag 21 maart 2020, omstreeks 02.00 uur kregen wij van het Operationeel Centrum de melding te rijden naar de Boulevard te Bergen op Zoom . Ik hoorde en zag dat de melder mij een video toonde vanaf een smartphone, ik zag dat er op dit beeld een man naast een auto stond, ik zag dat er een kenteken zichtbaar was welke overeenkomt zoals beschreven in de aangifte.
3.1.4
het ambtsedig proces-verbaal van bevindingen d.d. 7 april 2020, opgemaakt door [verbalisant 1] , hoofdagent van politie Eenheid Zeeland-West-Brabant (...). Dit proces-verbaal houdt, zakelijk weergegeven, in:
Op donderdag 2 april ontving ik beelden van een filmpje. Mij werd gevraagd of ik de persoon die je op het filmpje ziet herken. Ik herken deze persoon als:
[verdachte] , geboren op [geboortedatum] 1990 te [geboorteplaats] . Ik herken hem omdat ik hem kort na dit incident in het betrokken voertuig heb gecontroleerd.
3.1.5
het ambtsedig proces-verbaal van verhoor [getuige 4] d.d. 29 maart 2020 (...). Dit proces-verbaal houdt, zakelijk weergegeven, in:
Wij waren bij de drive-in van McDonalds aan de Boulevard Noord in Bergen op Zoom geweest en reden daarna via de afrit van McDonalds rechtsaf de Boulevard Noord op. Op dat moment voelde ik een tik en ik keek om. Ik zag een auto achter ons staan, ergens links achter. Die stond heel kort nabij. Nog voordat [getuige 1] naar rechts ging, voelde en zag ik dat de auto achter ons voor de tweede maal tegen de auto van [getuige 1] aanreed. Ik zag dat de auto tegen de auto van [getuige 1] aan bleef duwen en hoorde dat de bestuurder van die auto gas bleef geven. Die auto duwde de auto van [getuige 1] tot tegen de stoeprand aan. Ik hoorde dat de zijkant van de auto ingedrukt werd. Ik ben vervolgens uitgestapt en zag dat de auto achter die van [getuige 1] een personenauto, een zwarte Opel Astra was. Het kenteken heb ik later genoteerd. Ik zag dat in de auto twee personen zaten. De bestuurder was wat groter en ouder, rond de 1.85 lang. Hij was licht getint, ik denk een Marokkaanse jongen. Ik schat hem tussen de 21 en 24 jaar oud, hij had een slank postuur. De ander persoon was kleiner, ook licht getint, vermoedelijk ook een Marokkaan, slank postuur en rond de 1.75 tot 1.80 lang. Ik zag toen dat de bestuurder van de Opel in zijn auto stapte. Ik hoorde dat hij de Opel startte. Ik zag dat hij vervolgens met slippende banden wegreed. Ik zag dat de andere twee bleven staan. De bestuurder heeft aan niemand kenbaar gemaakt hoe hij heette en is eigenlijk gewoon gevlucht voordat de politie kwam.”
2.2.3
In het door het hof bevestigde vonnis is over de bewezenverklaring verder overwogen:
“De politierechter is van oordeel dat het feit wettig en overtuigend bewezen kan worden. Aangeefster heeft verklaard bij de McDrive te Bergen op Zoom meerdere keren te zijn aangereden door een grijze Opel Astra, waar twee Marokkaanse jongens in zaten. Er zaten drie getuigen in de auto van aangeefster, die het verhaal bevestigen.
Aangeefster en [getuige 4] hebben gezien dat de bestuurder van de Opel Astra na het incident in zijn auto is gestapt en is weggereden, zonder zijn gegevens achter te laten. Dertig minuten na het ongeval treft [verbalisant 1] verdachte aan op de bijrijdersstoel van de Opel Astra.
Door een getuige is een filmpje opgenomen, waarop een persoon naast de auto is te zien. Aangeefster heeft verklaard dat de bestuurder van de auto op het filmpje te zien is. [verbalisant 1] wordt gevraagd of hij de persoon op het filmpje herkent. Hij verklaart de persoon te herkennen als verdachte, omdat hij hem kort na het incident in het betrokken voertuig heeft gecontroleerd. Het signalement van verdachte komt bovendien overeen met de omschrijving door de getuigen. Ten slotte heeft verdachte moeten weten dat er schade is ontstaan door het meerdere keren aanrijden van de auto van aangeefster.”
2.3.1
De raadsman van de verdachte heeft bij tijdig ingediende appelschriftuur verzocht om het horen van de [getuige 1] . De verdediging wilde de getuige horen over de door haar “gedane waarnemingen en met name welke personen waar op welke momenten aanwezig waren in en rond de auto”.
2.3.2
De poortraadsheer heeft dit verzoek op de volgende gronden afgewezen:
“Het in artikel 6 EVRM verankerde ondervragingsrecht noch het arrest van het EHRM inzake Keskin vs. Nederland (EHRM (Grote Kamer) 19 januari 2021, nr. 2205/16) verzet zich ertegen dat de rechter een verzoek tot het horen van getuigen afwijst als dat horen onmiskenbaar irrelevant of overbodig (“manifestly irrelevant or redundant”) is, omdat het (opnieuw) horen van de getuige voor de bewijsvoering van geen enkel belang zal zijn of geen toegevoegde waarde zal hebben. Dat kan zich bijvoorbeeld voordoen indien de al door de getuige afgelegde verklaring betrekking heeft op feiten en omstandigheden die door de verdachte niet worden betwist of als die feiten en omstandigheden door andere resultaten van het strafrechtelijk onderzoek al buiten redelijke twijfel zijn komen vast te staan (vgl. HR 20 april 2021, ECLI:NL:HR:2021:576).
Naar het oordeel van de poortraadsheer is in dit geval van de tweede omstandigheid sprake. Het hof neemt hierbij in aanmerking dat de verklaring van de aangeefster steun vindt in de verklaring van de getuigen [getuige 2] , [getuige 3] en [getuige 4] . Zij hebben allen verklaard dat twee Marokkaanse jongens in een Opel Astra zaten en zij eerst tegen de achterzijde van de auto van aangeefster aanreden en vervolgens tegen de zijkant van de auto. Voorts hebben zij allen verklaard dat de bestuurder een ballon in zijn mond had en hij na de aanrijding in zijn eentje is weggereden. Tot slot hebben alle getuigen een zelfde signalement van de verdachte gegeven.
De poortraadsheer acht zich dan ook voldoende voorgelicht en oordeelt dat het horen van [getuige 1] (...) niet noodzakelijk is. Het verzoek wordt afgewezen.”
2.3.3
De raadsman van de verdachte heeft op de terechtzitting in hoger beroep het verzoek tot het horen van de [getuige 1] herhaald. Het proces-verbaal van de terechtzitting houdt daarover in:
“Hoewel de verdediging getuigen wilde horen, achtte de poortraadsheer dat niet noodzakelijk. Ik vind dat nog steeds geen fijne beslissing.
De verdediging is van mening dat niet uit de stukken volgt dat cliënt de bestuurder was. De camerabeelden zouden misschien duidelijkheid kunnen geven, maar deze zijn niet meer beschikbaar. Er blijkt nu niet wat cliënt heeft gedaan. Was hij bestuurder? Die vraag heeft hij zichzelf gesteld. Maar ik merk op dat [getuige 2] heeft verklaard dat er mensen kwamen aanlopen en het is dan de vraag wie op dat moment als bestuurder wordt gezien. Daarom wens ik nogmaals het verzoek te doen om [getuige 1] (...) te horen.
Ik denk niet dat tot een bewezenverklaring kan worden gekomen.”
2.3.4
Het hof heeft op de terechtzitting in hoger beroep het verzoek tot het horen van de [getuige 1] afgewezen. Het proces-verbaal van de terechtzitting houdt daarover in:
“De voorzitter deelt mede dat het hof het verzoek tot het horen van [getuige 1] en (...) als getuigen afwijst, aangezien het hof zulks niet noodzakelijk acht in het licht van enige in het kader van de in artikelen 348 en 350 van het Wetboek van Strafvordering te beantwoorden vragen. Het hof acht zich op grond van het voorliggende procesdossier voldoende voorgelicht. De eerdere onderbouwing van de afwijzing van deze verzoeken door de poortraadsheer maakt het hof tot de zijne.”
2.4.1
Uit het arrest van de Hoge Raad van 20 april 2021, ECLI:NL:HR:2021:576 volgt, kort gezegd, dat bij de beoordeling van verzoeken tot het oproepen en horen van getuigen door de feitenrechter, het belang bij het oproepen en horen van een getuige moet worden voorondersteld als het gaat om een getuige ten aanzien van wie de verdediging het ondervragingsrecht nog niet heeft kunnen uitoefenen, terwijl deze getuige al – in het vooronderzoek of anderszins – een verklaring heeft afgelegd met een belastende strekking. In dat geval mag van de verdediging geen nadere onderbouwing van dit belang worden verlangd (rechtsoverweging 2.9.2). Uit dit arrest volgt ook dat de rechter het verzoek om zo’n getuige op te roepen en te horen niettemin kan afwijzen, onder meer als hij tot het oordeel komt dat het (opnieuw) horen van de getuige voor de bewijsvoering van geen enkel belang zal zijn of geen toegevoegde waarde zal hebben. Dat kan zich bijvoorbeeld voordoen als de al door de getuige afgelegde verklaring betrekking heeft op feiten en omstandigheden die door de verdachte niet worden betwist of als die feiten en omstandigheden door andere resultaten van het strafrechtelijk onderzoek al buiten redelijke twijfel zijn komen vast te staan (rechtsoverweging 2.9.3).
2.4.2
Voor het oordeel dat zich de situatie voordoet dat het (opnieuw) horen van de getuige voor de bewijsvoering van geen enkel belang zal zijn of geen toegevoegde waarde zal hebben, zijn onder meer van belang de inhoud van de in de tenlastelegging tot uitdrukking gebrachte beschuldiging, de andere resultaten van het strafrechtelijk onderzoek die zich in het procesdossier bevinden, zoals verklaringen van andere getuigen, en de procesopstelling van de verdachte, een en ander in het licht van het verhandelde op de terechtzitting waaronder wat daar mogelijkerwijs nog door de verdediging naar voren is gebracht over het doel van de beoogde ondervraging. (Vgl. HR 21 december 2021, ECLI:NL:HR:2021:1930, rechtsoverweging 2.4.2.)
2.5.1
Het verzoek van de verdachte om [getuige 1] te horen als getuige, houdt verband met de ontkenning van de verdachte dat hij de bestuurder was van de op zijn naam gestelde auto, waarmee het ongeval is veroorzaakt. Het hof heeft dit verzoek afgewezen, omdat naar het oordeel van het hof de door [getuige 1] afgelegde verklaring betrekking heeft op feiten en omstandigheden die door andere resultaten van het strafrechtelijk onderzoek – te weten: de verklaringen van de getuigen [getuige 2] , [getuige 3] en [getuige 4] – al buiten redelijke twijfel zijn komen vast te staan. Dit oordeel is om de volgende redenen niet toereikend gemotiveerd.
2.5.2
Het hof heeft de verklaring van [getuige 1] , die een voor de verdachte belastende strekking heeft, voor het bewijs gebruikt. Het hof heeft aan die verklaring ontleend dat zij heeft gezien dat de bestuurder van de Opel Astra na het incident, waarbij de bestuurder met die Opel Astra tegen haar auto is aangereden, in zijn auto is gestapt en is weggereden, zonder zijn gegevens achter te laten. Daarnaast heeft het hof in de bewijsvoering betrokken dat [getuige 1] heeft verklaard dat de bestuurder van de auto is te zien op een filmpje dat door een getuige is gemaakt. De op dit filmpje waarneembare persoon is door [verbalisant 1] geïdentificeerd als de verdachte (bewijsmiddel 3.1.4).
2.5.3
Deze feiten en omstandigheden zijn niet al buiten redelijke twijfel komen vast te staan op grond van de verklaringen van andere getuigen. Het hof heeft immers de verklaringen van [getuige 2] en [getuige 3] niet voor het bewijs gebruikt. Ook de verklaring van [getuige 4] (bewijsmiddel 3.1.5) is daarvoor niet toereikend. Weliswaar heeft ook [getuige 4] waargenomen dat de bestuurder van de Opel Astra na het incident in zijn auto is gestapt en is weggereden, zonder zijn gegevens achter te laten, maar de verklaring van [getuige 4] heeft niet betrekking op wat op het door de getuige gemaakte filmpje waarneembaar is. De Hoge Raad neemt verder in aanmerking dat het hof niet ervan blijk heeft gegeven te hebben nagegaan of de procedure, ook zonder dat de verdediging [getuige 1] als getuige heeft kunnen ondervragen, in haar geheel voldoet aan het door artikel 6 EVRM gewaarborgde recht op een eerlijk proces.
2.5.4
De klacht is gegrond. Dat brengt mee dat bespreking van het restant van het cassatiemiddel niet nodig is.

3.Beslissing

De Hoge Raad:
- vernietigt de uitspraak van het hof;
- wijst de zaak terug naar het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch, opdat de zaak opnieuw wordt berecht en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president M.J. Borgers als voorzitter, en de raadsheren M. Kuijer en F. Posthumus, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
25 maart 2025.