Uitspraak
1.Procesverloop
2.Beoordeling van het middel
3.Beslissing
21 maart 2025.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 21 maart 2025 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tussen een man en een vrouw, die betrokken zijn bij een echtscheiding. De man, eiser tot cassatie, heeft beroep ingesteld tegen een arrest van het gerechtshof Den Haag, dat op 19 december 2023 werd gewezen. De vrouw, verweerder in cassatie, heeft een verweerschrift ingediend. De advocaat-generaal W.L. Valk heeft geconcludeerd tot verwerping van het cassatieberoep. De Hoge Raad heeft de klachten van de man over het arrest van het hof beoordeeld en geconcludeerd dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van het arrest. De Hoge Raad heeft geen verdere motivering gegeven, aangezien het niet nodig was om vragen te beantwoorden die van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals vermeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep verworpen en de kosten van het geding in cassatie gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten draagt.