ECLI:NL:HR:2025:466

Hoge Raad

Datum uitspraak
28 maart 2025
Publicatiedatum
27 maart 2025
Zaaknummer
23/01935
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie van Stichting [X] tegen de Staatssecretaris van Financiën inzake vennootschapsbelasting en belastingrente

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 28 maart 2025 uitspraak gedaan in de cassatieprocedure van Stichting [X] tegen de Staatssecretaris van Financiën. De zaak betreft de navorderingsaanslagen in de vennootschapsbelasting voor de jaren 2012 en 2013, alsook de aanslagen voor de jaren 2014 en 2015, die aan de belanghebbende zijn opgelegd. De belanghebbende heeft beroep in cassatie ingesteld tegen de uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 4 april 2023, waarin het hoger beroep van de belanghebbende tegen eerdere uitspraken van de Rechtbank Gelderland werd behandeld. De Hoge Raad heeft de klachten van de belanghebbende beoordeeld, maar deze konden niet leiden tot vernietiging van de uitspraak van het Hof. De Hoge Raad heeft geen verdere motivering gegeven, aangezien de vragen die aan de orde waren niet van belang waren voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals vermeld in artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie. De Hoge Raad heeft ook geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep in cassatie ongegrond verklaard.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
BELASTINGKAMER
Nummer23/01935
Datum28 maart 2025
ARREST
in de zaak van
STICHTING [X] (hierna: belanghebbende)
tegen
de STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN
op het beroep in cassatie tegen de uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 4 april 2023, nrs. BK-ARN 21/00354 tot en met 21/00357 [1] , op het hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank Gelderland (nrs. AWB 19/7388 en AWB 19/7390 tot en met AWB 19/7392) betreffende aan belanghebbende over de jaren 2012 en 2013 opgelegde navorderingsaanslagen in de vennootschapsbelasting, de aan belanghebbende voor de jaren 2014 en 2015 opgelegde aanslagen in de vennootschapsbelasting, en de bij die (navorderings)aanslagen gegeven beschikkingen inzake belastingrente.

1.Geding in cassatie

Belanghebbende, vertegenwoordigd door [A], heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld.
De Staatssecretaris, vertegenwoordigd door [P] , heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend.

2.Beoordeling van de klachten

De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het Hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3.Proceskosten

De Hoge Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

4.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie ongegrond.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer E.F. Faase als voorzitter, en de raadsheren P.A.G.M. Cools en F.G.F. Peters, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski, en in het openbaar uitgesproken op 28 maart 2025.