Uitspraak
1.Procesverloop
2.Beoordeling van het middel
3.Beslissing
28 maart 2025.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 28 maart 2025 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende kinderalimentatie en de draagkracht van de ouders. De vrouw, verzoekster tot cassatie, had beroep ingesteld tegen een beschikking van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, waarin de alimentatieverplichting was vastgesteld. De man, verweerder in cassatie, had verzocht het beroep te verwerpen. De Hoge Raad verwijst naar eerdere beschikkingen van de rechtbank Midden-Nederland en het gerechtshof, die relevant zijn voor het procesverloop. De conclusie van de Advocaat-Generaal L.M. Coenraad was om het cassatieberoep te verwerpen. De Hoge Raad heeft de klachten van de vrouw beoordeeld, maar kwam tot de conclusie dat deze niet konden leiden tot vernietiging van de beschikking van het hof. De Hoge Raad oordeelde dat het niet nodig was om te motiveren waarom de klachten niet gegrond waren, aangezien de vragen die aan de orde waren niet van belang waren voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals bedoeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie. Uiteindelijk verwerpt de Hoge Raad het beroep van de vrouw, waarmee de eerdere beschikking van het hof in stand blijft.