2.2.2Deze bewezenverklaring steunt op de volgende bewijsmiddelen:
“1. Het in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van aangifte door [aangeefster ] , nummer PL0600-2017320689-1, afgesloten op 13 juli 2017, opgemaakt en ondertekend door [verbalisant] , brigadier van politie Eenheid Oost-Nederland (...), inhoudende -zakelijk weergegeven-:
‘Feit Bedreiging en vernieling
Plaats delict [a-straat 1] [plaats]
Ik heb dit weekend de relatie verbroken met [verdachte] .
Op een gegeven moment merkte ik dat hij om het minste of geringste ging flippen.
Hij is dan heel kwaad op mij. De laatste drie weken uitte hij ook bedreigingen, hij noemde mij kankerhoer, egoïst, leugenaar. ‘Val dood’, zei hij.
Hij bleef bellen. Half een ben ik in slaap gevallen. Die ochtend werd ik bang wakker. Hij was weer aan het bellen. Het was toen dus zondag. Hij manipuleerde aan alle kanten.
Maandag belde hij weer. Hij belt heel veel. Hij vroeg of ik wilde dat hij kwam, ik zei ‘nee’. Hij zei dat hij van me hield en ik speelde het een beetje mee om te zorgen dat het ophield. Ik was bang.
Hij belde op een bepaald gisteravond belde hij en ik hoorde dat hij weer aan het flippen was. Hij schreeuwde heel hard en gebruikte veel scheldwoorden. Omdat ik bang was ben ik naar de buurman gegaan met mijn hondjes. Hij, [verdachte] , belde toen opnieuw. Dat was op 10 juli 2017 tussen 21.40 en 22.15 uur. Hij belde toen meerdere keren. Ik heb op een bepaald moment de telefoon op de speaker gezet. [getuige] luisterde mee. Hij was weer aan het schelden en ik hoorde hem onder meer zeggen: ‘Ik steek je huis in brand met jou der bij in!’. ‘Wacht maar ik maar je kapot’. Hij zei dat hij mij en mijn werk alles zou hij kapot maken. Ik zou op moeten passen want ik heb hem een ‘naaistreek’ geleverd en daar moest ik voor boeten zegt hij. Ik ben erg bang dat hij zijn woorden in daden zal om gaan zetten. Ik voel me echt bedreigd.
In die nacht heeft [verdachte] mij ook een spraakbericht gestuurd om 02.59 uur waaruit blijkt dat hij bij mijn woning was.
Ik heb u daarna meegedeeld dat [verdachte] bleef bellen naar mij.
Die middag, 11 juli 2017, omstreeks 12.24 uur heb ik u via de app laten weten dat hij me elf keer had proberen te bellen. Direct hierna schrok ik heel erg want hij bleek bij me voor de deur te staan. Ik heb u dat om 12.30 uur gemeld. U heeft een patrouilleauto naar me toe laten sturen. Ik was vreselijk bang. Hij bonkte op de deur van mijn woning. Ik was zo bang dat hij de deur in zou rammen. Ik ben met mijn hondjes in de badkamer gaan zitten en deed die op slot. Hij bleef bonken. Het was heel erg angstig.
Hij bleef mij echter bellen.’
2. Het in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van verhoor getuige, nummer PL0600-2017320689-8, afgesloten op 18 juli 2017, opgemaakt en ondertekend door [verbalisant] , brigadier van politie Eenheid Oost-Nederland (...), inhoudende -zakelijk weergegeven-:
‘Op maandag 10 juli 2017 in de avond kwam [aangeefster ] bij mij aan de woning. Ik liet haar binnen. [aangeefster ] was overstuur. Ze had problemen met [verdachte] vertelde ze. Ze was bang. Ze werd steeds gebeld door deze [verdachte] . Op het moment dat [aangeefster ] bij mij in de woning was belde hij meerdere keren.
Ik weet het tijdstip niet meer precies maar het was tussen 21.40 en 22.15 uur dat deze [verdachte] opnieuw belde.
[aangeefster ] zette haar telefoon op de speaker en ik luisterde zo mee. Ik hoorde de man haar uitschelden en ik hoorde hem onder meer woordelijk zeggen: ‘Ik steek je huis in brand met jou der bij in!’ en ‘Wacht maar ik maar je kapot’.
3. Het in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van bevindingen, nummer PL0600-2017320689-10, afgesloten op 18 juli 2017, opgemaakt en ondertekend door [verbalisant] , brigadier van politie Eenheid Oost-Nederland (...), inhoudende -zakelijk weergegeven-:
‘ [aangeefster ] heeft in de nacht van 11 juli 2017 om 02.59 uur een spraakbericht ontvangen van 34 seconden. Dit bericht kwam van het telefoonnummer van [verdachte] .
Op dinsdag 18 juli 2017 werd dit geluidsfragment door mij gehoord. Dit luidde als volgt:
‘Moet je me toch eens vertellen waar je was. Je was niet thuis of ga je me nou wel vertellen dat je dat was. Dan had je het allang gehoord, dan had je wel gereageerd. De hondjes waren er niet want die blaften niet, dat is ook raar want normaal als ze wat horen dan blaffen ze. Apart verhaal. Waar was jij? Ik denk dat ik wel weet waar jij was. Ga je ’t me vertellen of nie? Nou? Ik ben heel benieuwd’.’
4. Het in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van bevindingen, nummer PL0600-2017320689-9, afgesloten op 18 juli 2017, opgemaakt en ondertekend door [verbalisant] , brigadier van politie Eenheid Oost-Nederland (...), inhoudende -zakelijk weergegeven-:
‘Op dinsdag 11 juli 2017 omstreeks 12:24 had ik verbalisant via whatsapp contact met [aangeefster ] .
“11-07-17, 12:24 – [aangeefster ] : Hallo [verbalisant] , [aangeefster ] hier. Ik heb beide nummers geblokkeerd. Hij heeft me 11 x proberen te bellen.
11-07-17, 12:30 – [aangeefster ] : Hij is hier!
11-07-17, 12:30 – [aangeefster ] : Hij staat voor de deur”
Ik verbalisant heb direct de meldkamer verzocht een surveillanceauto ter plaatse te sturen. Ik deelde via whatsapp aan [aangeefster ] mee dat de politie onderweg was.
Hieronder het vervolg van dit whatsappgesprek.
“11-07-17, 12:36 – [aangeefster ] : Ben zo bang
11-07-17, 12:36 – [aangeefster ] : Hij ramt de deur nog in
11-07-17, 12:36 – [aangeefster ] : Zit in de badkamer met de hondjes
11-07-17, 12:37 – [aangeefster ] : Zijn ze er bijna
11-07-17, 12:38 – [aangeefster ] : Alsjeblieft waar blijven ze
11-07-17, 12:39 – [verbalisant] : Blijf maar doorgeven
11-07-17, 12:38 – [aangeefster ] : Ok
11-07-17, 12:38 – [aangeefster ] : Dank je wel
11-07-17, 12:39 – [aangeefster ] : Hij blijft bonkem
11-07-17, 12:39 – [aangeefster ] : Bonken
11-07-17, 12:39 – [aangeefster ] : Ik wordt gek
11-07-17, 12:40 – [aangeefster ] : Het is nu ff stil
11-07-17, 12:40 – [aangeefster ] : Misschien pakt hij wat om de ruit in te slaan????
11-07-17, 12:41 – [aangeefster ] : Als ze het huisje maar vinden
11-07-17, 12:42 – [aangeefster ] : Het is nu rustig
11-07-17, 12:42 – [aangeefster ] : Weet niet wat hijs
11-07-17, 12:42 – [aangeefster ] : Wat hij doet
11-07-17, 12:42 – [aangeefster ] : Ben zo bang
11-07-17, 12:42 – [verbalisant] : Ben met hem in gesprek.”
2.2.3Het hof heeft over de bewezenverklaring verder overwogen:
“Standpunt van de verdediging
Door de verdediging is bepleit dat verdachte dient te worden vrijgesproken van de tenlastegelegde bedreiging. De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de getuigenverklaring van [getuige] op grond van artikel 6 van het EVRM van het bewijs dient te worden uitgesloten, omdat aangeefster en de getuige gelijktijdig bij de politie een verklaring hebben afgelegd en de verdediging geen gelegenheid heeft gehad om de getuige te kunnen ondervragen. De getuige is namelijk overleden. Dan blijft alleen de aangifte over en op basis daarvan kan verdachte niet worden veroordeeld.
Oordeel van het hof
Het hof is van oordeel dat het door verdachte gevoerde verweer strekkende tot vrijspraak van het tenlastegelegde wordt weersproken door de gebezigde bewijsmiddelen, zoals deze later in de eventueel op te maken aanvulling op dit arrest zullen worden opgenomen. Het hof heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van die bewijsmiddelen te twijfelen.
Het hof heeft hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Uit de aangifte van [aangeefster ] van 11 juli 2017 volgt dat aangeefster en verdachte een relatie hadden. Aangeefster heeft die relatie verbroken omdat zij merkte dat verdachte om het minste of geringste boos werd. De laatste paar keren dat zij elkaar ontmoetten, uitte hij ook bedreigingen. Verdachte belde aangeefster in die dagen erg veel en aangeefster werd daar bang van. Op 10 juli 2017 is zij naar haar [getuige] , gegaan en toen belde verdachte weer. Aangeefster heeft haar telefoon toen op de speaker gezet en [getuige] luisterde mee. Aangeefster heeft verklaard dat verdachte tegen haar zei: “Ik steek je huis in brand met jou der bij in!” en “Wacht maar ik maak je kapot.”. Aangeefster was erg bang dat verdachte zijn woorden in daden om wilde zetten en zij voelde zich bedreigd.
[getuige] heeft op 11 juli 2017 tegenover de politie verklaard dat aangeefster in de avond van 10 juli 2017 bij hem aan de deur kwam omdat ze overstuur en bang was. Ze werd steeds gebeld door verdachte. Volgens [getuige] zette aangeefster haar telefoon op de speaker en [getuige] kon zo meeluisteren. De getuige heeft verklaard dat hij hoorde dat de verdachte toen zei: “Ik steek je huis in brand met jou der bij in!” en “Wacht maar ik maak je kapot.”.
Het hof heeft geen aanleiding om te twijfelen aan de aangifte van bedreiging die steun vindt in de verklaring van [getuige] en in de context van de gebeurtenissen. Het hof wijst daarvoor in het bijzonder op het door verdachte in de nacht van 10 op 11 juli 2017 ingesproken geluidsfragment op de telefoon van aangeefster, op het feit dat verdachte na de bedreiging vele malen aangeefster heeft geprobeerd te bellen en op de aard en de inhoud van de door aangeefster verstuurde WhatsApp-berichten naar de politie op het moment dat verdachte bij haar huis stond. Het hof is van oordeel dat er niet alleen sprake is van wettig bewijs, maar dat het bewijs ook overtuigend is gelet op de context van dit gebeuren. Het hof acht de onder 1 tenlastegelegde bedreiging bewezen.
Bewijsverweer
De raadsman heeft het hof verzocht verdachte vrij te spreken van de onder 1 tenlastegelegde bedreiging wegens onvoldoende wettig bewijs en heeft daarbij gewezen op de zogenoemde Vidgen-jurisprudentie. Verzocht is om [getuige] als getuige te horen. Dit verzoek is door het hof toegewezen op de terechtzitting van 5 maart 2021. Blijkens het proces-verbaal van bevindingen van 23 augustus 2021 van de raadsheer-commissaris is de getuige echter overleden op 5 november 2018.
Dat de verdediging geen gelegenheid heeft gehad om aan deze getuige vragen te stellen leidt echter niet tot een vrijspraak.
De verklaring van [getuige] is immers, anders dan de aangifte, niet uitsluitend of in beslissende mate redengevend voor het bewijs van het tenlastegelegde feit maar vormt één van de, die aangifte ondersteunende, bewijsmiddelen.
De raadsman is in de gelegenheid geweest om aangeefster te ondervragen bij de raadsheer-commissaris en de aangifte vindt naast de verklaring van [getuige] verder steun in de hiervoor genoemde overige omstandigheden. Dat de tijdstippen van de aanvang van de verhoren die in de door de [verbalisant] opgemaakte processen-verbaal van aangifte en het verhoor van [getuige] zijn vermeld, bijna gelijk zijn betekent, anders dan de raadsman stelt, naar het oordeel van het hof niet dat [aangeefster ] en [getuige] gelijktijdig en in elkaars aanwezigheid zijn gehoord. Het is immers algemeen bekend dat het geen standaard procedure van de politie is om getuigen gelijktijdig te horen en het volgt ook niet uit het getuigenverhoor bij de raadsheer-commissaris van aangeefster toen haar hierover concrete vragen zijn gesteld. Dat over de door verdachte geuite woorden door aangeefster exact hetzelfde is verklaard als door [getuige] maakt het vorenstaande, gelet op de eenvoud van die woorden, niet anders.
Gelet op het hiervoor overwogene is het hof van oordeel dat het bezigen voor het bewijs van de verklaring van [getuige] bij de politie geen schending oplevert van artikel 6 EVRM, zodat van bewijsuitsluiting geen sprake is.
Het verweer wordt verworpen.”