ECLI:NL:HR:2025:499

Hoge Raad

Datum uitspraak
8 april 2025
Publicatiedatum
28 maart 2025
Zaaknummer
23/00210
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over belaging en inbreuk op persoonlijke levenssfeer

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 8 april 2025 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof 's-Hertogenbosch van 10 januari 2023. De verdachte, geboren in 1965, was aangeklaagd voor belaging van een vrouw met wie hij samen zong in een koor. De vrouw en haar dochter ontvingen gedurende een periode van meer dan een maand meer dan 20 sms- en e-mailberichten van de verdachte, die bedoeld waren om hen te dwingen niet meer naar het koor te gaan. In eerste aanleg werd de verdachte vrijgesproken, maar het hof oordeelde dat de verdachte stelselmatig inbreuk had gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van de aangeefster. De Hoge Raad beoordeelde de cassatiemiddelen die door de advocaat van de verdachte waren ingediend, maar oordeelde dat deze niet tot cassatie leidden. De Hoge Raad bevestigde het oordeel van het hof dat de verdachte stelselmatig inbreuk had gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van de aangeefster en dat hij dit deed met het oogmerk om haar te dwingen iets te doen of niet te doen, en om vrees aan te jagen. Echter, de Hoge Raad constateerde dat de redelijke termijn voor de behandeling van het cassatieberoep was overschreden, wat leidde tot een vermindering van de opgelegde taakstraf van honderd uren naar 95 uren, met een bijbehorende vermindering van de vervangende hechtenis. De Hoge Raad vernietigde de uitspraak van het hof enkel wat betreft het aantal uren taakstraf en de duur van de vervangende hechtenis, en verwierp het beroep voor het overige.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer23/00210
Datum8 april 2025
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof 's-Hertogenbosch van 10 januari 2023, nummer 20-003024-21, in de strafzaak
tegen
[verdachte],
geboren in [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1965,
hierna: de verdachte.

1.Procesverloop in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft de advocaat T. Straten bij schriftuur cassatiemiddelen voorgesteld.
De advocaat-generaal D.J.M.W. Paridaens heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.

2.Beoordeling van het eerste en het tweede cassatiemiddel

2.1
Het eerste cassatiemiddel klaagt over het oordeel van het hof dat de verdachte ‘stelselmatig’ inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van het slachtoffer. Het tweede cassatiemiddel klaagt over het oordeel van het hof dat de verdachte inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van het slachtoffer ‘met het oogmerk te dwingen iets te doen, niet te doen en/of vrees aan te jagen’.
2.2
De cassatiemiddelen leiden niet tot cassatie. De redenen daarvoor staan vermeld in de conclusie van de advocaat-generaal.

3.Ambtshalve beoordeling van de uitspraak van het hof

De Hoge Raad doet uitspraak nadat meer dan twee jaren zijn verstreken na het instellen van het cassatieberoep. Dat brengt mee dat de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 lid 1 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden is overschreden. Dit moet leiden tot vermindering van de opgelegde taakstraf van honderd uren, subsidiair vijftig dagen hechtenis.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
- vernietigt de uitspraak van het hof, maar uitsluitend wat betreft het aantal uren te verrichten taakstraf en de duur van de vervangende hechtenis;
- vermindert het aantal uren taakstraf en de duur van de vervangende hechtenis in die zin dat de taakstraf 95 uren beloopt, subsidiair 47 dagen hechtenis;
- verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de vice-president V. van den Brink als voorzitter, en de raadsheren Y. Buruma en R. Kuiper, in bijzijn van de waarnemend griffier H.J.S. Kea, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
8 april 2025.