ECLI:NL:PHR:2025:110

Parket bij de Hoge Raad

Datum uitspraak
28 januari 2025
Publicatiedatum
27 januari 2025
Zaaknummer
23/00210
Instantie
Parket bij de Hoge Raad
Type
Conclusie
Rechtsgebied
Strafrecht
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Belaging en stelselmatige inbreuk op de persoonlijke levenssfeer

In deze zaak is de verdachte, geboren in 1965, veroordeeld door het gerechtshof ’s-Hertogenbosch op 10 januari 2023 voor belaging, wat resulteerde in een taakstraf van honderd uren, subsidiair vijftig dagen hechtenis. De verdachte heeft in de periode van 7 juli 2021 tot en met 12 augustus 2021 stelselmatig inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van de aangeefster door haar en haar dochter herhaaldelijk e-mail- en sms-berichten te sturen. De aangeefster had de verdachte eerder gevraagd te stoppen met het contact, maar de verdachte negeerde deze verzoeken en bleef berichten sturen, zelfs na een stopgesprek met de politie. Het hof heeft geoordeeld dat de aard, frequentie en intensiteit van de gedragingen van de verdachte een stelselmatige inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van de aangeefster opleverden. De verdachte had het oogmerk om de aangeefster te dwingen iets te doen of niet te doen, en om haar vrees aan te jagen. De conclusie van de procureur-generaal strekt tot verwerping van het beroep, waarbij de Hoge Raad de redelijke termijn voor de behandeling van de zaak in acht neemt.

Conclusie

PROCUREUR-GENERAAL
BIJ DE
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
Nummer23/00210
Zitting28 januari 2025
CONCLUSIE
D.J.M.W. Paridaens
In de zaak
[verdachte] ,
geboren in [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1965,
hierna: de verdachte.

1.Inleiding

1.1
De verdachte is bij arrest van 10 januari 2023 door het gerechtshof ’s-Hertogenbosch wegens “belaging” veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van honderd uren, subsidiair vijftig dagen hechtenis, met aftrek van voorarrest. [1]
1.2
Namens de verdachte heeft T. Straten, advocaat in Maastricht, twee middelen van cassatie voorgesteld.

2.Het eerste middel

2.1
Het eerste middel klaagt over het oordeel van het hof dat de verdachte ‘stelselmatig’ inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van de aangeefster.
2.2
Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat:
“hij in de periode van 7 juli 2021 tot en met 12 augustus 2021 in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [aangeefster] , door
- voornoemde [aangeefster] meerdere malen email-berichten te sturen en
- de dochter van voornoemde [aangeefster] sms-berichten te sturen,
met het oogmerk die [aangeefster] , te dwingen iets te doen, niet te doen en/of vrees aan te jagen”.
2.3
Het hof heeft over de bewezenverklaring overwogen:
“Namens de verdachte is ter terechtzitting in hoger beroep, op de gronden zoals vermeld in de pleitnota, door de raadsman bepleit dat de verdachte van het tenlastegelegde zal worden vrijgesproken. Volgens de raadsman is sprake geweest van een wederkerig contact en van het door aangeefster [aangeefster] aanhalen en afstoten van de verdachte. Wat betreft de periode na het stopgesprek met de politie heeft de verdachte in een periode van 12 dagen nog 10 mails gestuurd, hetgeen geen stelselmatige inbreuk op de persoonlijke levenssfeer oplevert. Daarnaast stelt de verdediging dat de verdachte geen oogmerk c.q. bedoeling heeft gehad om aangeefster te dwingen tot het doen, niet doen en/of dulden van iets dan wel haar vrees aan te jagen.
Het hof overweegt als volgt.
Op grond van de hierboven bedoelde bewijsmiddelen blijkt van de navolgende feitelijke gang van zaken.
De verdachte en aangeefster [aangeefster] zongen in hetzelfde koor en [aangeefster] was goed bevriend met de zus van de verdachte, de dirigente van het koor. De verdachte werd op enig moment verliefd op [aangeefster] , maar [aangeefster] was juist gescheiden en niet op zoek naar een relatie. In het begin was de verdachte vriendelijk, maar na een jaar veranderde zijn toon en begon hij deels vervelende whatsapp-berichten te sturen naar de telefoon van [aangeefster] . [aangeefster] heeft de verdachte gevraagd hiermee te stoppen, maar dit gebeurde niet. Op 26 januari 2020 heeft [aangeefster] de verdachte op whatsapp geblokkeerd, maar toen begon hij sms-berichten te sturen. Diezelfde avond heeft zij ook de sms-berichten van de verdachte geblokkeerd. Vervolgens begon de verdachte e-mails naar aangeefster te sturen, ook met een beledigende, dreigende en denigrerende inhoud.
Op 19 november 2020 om 23:21 uur stuurde [aangeefster] naar de verdachte een bericht met de inhoud: “Hou op met me te mailen. Ik vraag het niet nog een keer!” en om 23:28 uur: “Laatste waarschuwing”. De verdachte heeft daarna geruime tijd geen mails meer gestuurd naar aangeefster. Echter ontving zij vanaf 7 juli 2021 weer e-mailberichten van hem, met teksten zoals “
Maar doe mij een keer in mijn leven een plezier, neem jou vriend nooit mee naar het koop, want dat zou voor mij echt te pijnlijk zijn” en “
Of beter gezegd, kom zelf ook niet meer, zodat het koop weer kan groeien met serieuze mensen!!!”. Op 7,8 en 11 juli 2021 ontving ook de dochter van [aangeefster] , [getuige 1] sms-berichten van de verdachte, waarin onder meer stond dat zij aan haar moeder moest vragen haar vriend nooit mee naar het koor te nemen en dat hij haar moeder nooit meer wilde zien. [getuige 1] heeft geantwoord dat de verdachte moest stoppen met het sturen van berichten en heeft het telefoonnummer van de verdachte op 11 juli 2021 geblokkeerd. Op 12 juli 2021 heeft de vriend van [getuige 1] , [betrokkene 2] , de verdachte op Facebook benaderd en geschreven dat de verdachte hen met rust moest laten. Op die datum heeft aangeefster zelf contact opgenomen met de politie en verzocht dat de verdachte zou worden aangesproken op zijn gedrag.
Op 1 augustus 2021 hebben de verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] de verdachte thuis bezocht en met hem een zogeheten stopgesprek gevoerd. Aan de verdachte is toen door de verbalisanten medegedeeld dat hij zowel direct als indirect geen contact meer mocht opnemen met [aangeefster] en dat hij haar met rust moest laten. Ook is toen aan de verdachte een stopbrief uitgereikt, die door hem werd ondertekend. Nadien heeft de verdachte [aangeefster] echter nog 9 e-mailberichten toegestuurd, te weten op 3, 8, 10, 11 en 12 augustus 2021. Zo schreef de verdachte op 3 augustus 2021 in een e-mailbericht aan [aangeefster]
“Doe mij geen pijn, dan zal ik jou 10 keer zo hard pijnigen”en op 11 augustus 2021
“Kom nooit meer terug bij ons, voor ons bestaat jij niet meer”.
Ter beantwoording ligt de vraag voor of de verdachte met zijn handelen zich schuldig heeft gemaakt aan belaging in de zin van artikel 285b van het Wetboek van Strafrecht. Vooropgesteld moet worden dat de vraag of stelselmatig inbreuk is gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van het slachtoffer volgens bestendige rechtspraak van de Hoge Raad moet worden beoordeeld aan de hand van de aard, de duur, de frequentie en de intensiteit van de gedragingen van de verdachte, de omstandigheden waaronder deze hebben plaatsgevonden en de invloed daarvan op het persoonlijk leven en de persoonlijke vrijheid van het slachtoffer. Dit beoordelingskader brengt met zich dat de duur en de frequentie van de handelingen van de verdachte niet de enige beoordelingsfactoren zijn. Daaraan gelijkwaardig zijn de andere door de Hoge Raad genoemde factoren, met name ook de intensiteit van de gedragingen en de invloed daarvan op het persoonlijk leven en de persoonlijke vrijheid van het slachtoffer. Het gaat om het totaalbeeld dat uit (de verschillende, hiervoor genoemde, aspecten van) de gedragingen van de verdachte naar voren komt.
Dit brengt met zich dat een geringe duur en frequentie van de gedragingen nog niet het bestaan van de vereiste stelselmatigheid uitsluit, mits daarnaast door de intensiteit van de gedragingen sprake is van een zeer indringende inbreuk en invloed op de persoonlijke levenssfeer, dat wil zeggen op het persoonlijk leven en de persoonlijke vrijheid van het slachtoffer. Daarbij komt dat ook het sturen van mails aan derden belaging van het slachtoffer kan opleveren, zeker als het personen uit de (directe) leef- of werkomgeving van het slachtoffer betreft.
Het hof zal de tenlastelegging tegen de achtergrond van het vorenstaande beoordelen.
Voor de verdachte was al geruime tijd duidelijk dat [aangeefster] wilde dat hij stopte met het sturen van berichten. Immers heeft zij het telefoonnummer van de verdachte op 26 januari 2020 geblokkeerd voor het versturen van whatsapp- en sms-berichten en heeft zij, toen de verdachte haar vervolgens e-mailberichten ging sturen, in ieder geval op 19 november 2020 in niet mis te verstane woorden bericht dat hij hiermee moest stoppen. Dat de verdachte dit begreep blijkt wel uit de omstandigheid dat hij daarna gedurende zeven maanden geen e-mailberichten aan [aangeefster] heeft verzonden. Door [aangeefster] vervolgens desondanks vanaf 7 juli 2021 opnieuw te gaan benaderen met e-mails en vanaf die datum ook haar dochter sms-berichten te sturen, heeft de verdachte zich naar het oordeel van het hof in elk geval vanaf 7 juli 2021 schuldig gemaakt aan belaging. In een periode van ruim een maand heeft hij [aangeefster] en haar dochter ruim 20 berichten gestuurd, met name met de strekking dat [aangeefster] zou wegblijven bij het koor.
De aard, de frequentie en de intensiteit van de gedragingen van de verdachte, de omstandigheden waaronder deze hebben plaatsgevonden en de invloed daarvan op het persoonlijk leven en de persoonlijke vrijheid van het slachtoffer zijn naar objectieve maatstaven bezien zodanig geweest dat sprake is geweest van een stelselmatige inbreuk op haar persoonlijke levenssfeer. Uit de berichten komt het beeld naar voren dat de verdachte op indringende wijze heeft geprobeerd direct, maar ook via de dochter van [aangeefster] , te bewerkstelligen dat zij niet meer naar het koor zou gaan en dat hij en zijn familieleden aangeefster niet meer zouden zien.
De berichten van de verdachte hebben inderdaad tot gevolg gehad dat [aangeefster] niet meer naar het koor gaat en dat zij geen contact meer heeft met de zus van de verdachte, die zij zag als haar beste vriendin.
Dat de berichten een zeer indringende inbreuk en invloed op de persoonlijke levenssfeer, dat wil zeggen op het persoonlijk leven en de persoonlijke vrijheid van het slachtoffer hebben gehad, blijkt uit de verklaringen van [aangeefster] op 9 en 14 augustus 2021 ten overstaan van de politie, inhoudende:
“Ik weet het niet meer, ik maak mij grote zorgen. Ik ben bang dat hij zijn dreigementen echt gaat uitvoeren, ik ben bang dat hij doorslaat. Ik kan hem niet inschatten.
Ik weet het niet meer, hij blijft door gaan. Ik ben moeten stoppen bij het koor, ik zie [betrokkene 1] niet meer hierdoor.
Het heeft een hele emotionele impact op mij.
Ik zal mijn klacht zeer zeker niet intrekken. Als [verdachte] na een stopgesprek nog niet stopt, dan zal hij ook door blijven gaan. En ik kan niet meer. Ik ben nagenoeg aan het einde van mijn krachten. Het moet gewoon stoppen.”
Daarbij heeft het hof in aanmerking genomen dat [aangeefster] reeds een “verleden” had met de verdachte, bestaande uit het met name in 2020 door hem aan haar verzenden van talloze e-mails, ook met een beledigende, dreigende en denigrerende inhoud.
Wat betreft het opzet herhaalt het hof dat [aangeefster] de verdachte op 19 november 2020 een e-mailbericht heeft gestuurd waarin zij hem duidelijk liet weten dat hij moest stoppen met het sturen van berichten, nadat zij eerder al zijn telefoonnummer had geblokkeerd voor whatsapp- en sms-berichten. De verdachte wist daardoor dat het contact dat hij met [aangeefster] zocht voor haar ongewenst was. Het opzet op het maken van een stelselmatige inbreuk op het persoonlijke leven van [aangeefster] is daarmee gegeven.
Uit de inhoud van de berichten blijkt dat hij dit deed met het oogmerk aangeefster te dwingen tot het doen, niet doen en/of dulden van iets dan wel haar vrees aan te jagen, met name dat zij weg zou blijven bij het koor.
Het verweer wordt verworpen.”
2.4
In de schriftuur wordt in verband met de klacht over de bewezenverklaring van het bestanddeel ‘stelselmatig’ het volgende aangevoerd. Het hof heeft voornamelijk belang gehecht aan de invloed van de gedragingen van de verdachte op het persoonlijke leven en de persoonlijke vrijheid van de aangeefster. Het hof heeft over de aard, de frequentie en de intensiteit van de gedragingen en de omstandigheden waaronder deze hebben plaatsgevonden slechts overwogen dat de verdachte in een periode van ruim een maand twintig berichten naar de aangeefster en haar dochter heeft gestuurd, en dat de strekking van die berichten was dat de aangeefster niet meer naar het koor zou gaan en dat de verdachte en zijn familieleden de aangeefster niet meer zouden zien. Indien het hof daarmee tot uitdrukking heeft willen brengen dat de invloed van de gedragingen heeft bijgedragen aan de stelselmatigheid van de inbreuk op de persoonlijke levenssfeer, dan getuigt dat oordeel van een onjuiste rechtsopvatting, omdat die invloed slechts van belang kan zijn voor de vraag of er een inbreuk op de persoonlijke levenssfeer is geweest. Als het hof wel van een juiste rechtsopvatting is uitgegaan en de invloed van de gedragingen niet heeft meegewogen voor de stelselmatigheid, dan zijn de overwegingen van het hof niet zonder meer begrijpelijk, omdat minder dan één bericht per dag gedurende een maand daarvoor onvoldoende is en de berichten juist gericht waren op het beëindigen van het contact tussen de verdachte en de aangeefster, aldus de steller van het middel.
2.5
Art. 285b lid 1 Sr luidt:
“Hij, die wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk maakt op eens anders persoonlijke levenssfeer met het oogmerk die ander te dwingen iets te doen, niet te doen of te dulden dan wel vrees aan te jagen wordt, als schuldig aan belaging, gestraft met een gevangenisstraf van ten hoogste drie jaren of een geldboete van de vierde categorie.”
2.6
Kort gezegd is sprake van belaging (ook wel ‘stalking’) wanneer iemand opzettelijk een ander herhaaldelijk lastigvalt waardoor een inbreuk wordt gemaakt op de persoonlijke levenssfeer. [2] Bij de beoordeling of sprake is van belaging zijn van belang de aard, de duur, de frequentie en de intensiteit van de gedragingen van de verdachte, de omstandigheden waaronder deze hebben plaatsgevonden en de invloed daarvan op het persoonlijk leven en de persoonlijke vrijheid van het slachtoffer. [3]
2.7
In een recente conclusie heb ik een overzicht gegeven van rechtspraak over belaging. [4] Daarin ging ik onder meer in op het tijdsbestek dat nodig is voor een bewezenverklaring. Ik schreef dat uit de rechtspraak van de Hoge Raad blijkt dat een kort tijdsbestek op zichzelf niet in de weg staat aan een bewezenverklaring van een stelselmatige inbreuk op de persoonlijke levenssfeer, maar dat dan aanvullende vaststellingen nodig zijn over de aard, de frequentie en de intensiteit van de gedragingen. [5] Zo kan al bij het sturen van drie berichten binnen een week tijd, waarvan twee binnen 24 uur, sprake zijn van belaging als de berichten anoniem zijn, gaandeweg specifieker en indringender worden, en zijn verstuurd in privétijd terwijl ze betrekking hebben op de beroepsmatige betrokkenheid van het slachtoffer bij een opsporingsonderzoek. [6] Ook heeft de Hoge Raad een veroordeling voor belaging in stand gelaten in een zaak waarin de door de verdachte verzonden berichten in een relatief korte periode van drie dagen zijn verstuurd, maar de berichten zeer dreigend waren, kort na elkaar werden verzonden en steeds indringender werden. [7] De ondergrens van belaging komt in zicht als de gedragingen minder indringend of minder op de persoon gericht zijn, of in een korter tijdsbestek plaatsvinden. Zo casseerde de Hoge Raad in een zaak waarin de verdachte op één dag meermaals naar een advocatenkantoor had gebeld. Ook werd de ondergrens niet gehaald in een zaak waarin de verdachte zeven keer binnen twee maanden door de straat van de aangeefster fietste en op twee dagen een paar keer belde naar de aangeefster.
2.8
In de voorliggende zaak heeft het hof vastgesteld dat voor de verdachte al geruime tijd duidelijk was dat de aangeefster wilde dat hij stopte met het sturen van berichten. De aangeefster had het telefoonnummer van de verdachte op 26 januari 2020 geblokkeerd voor whatsapp- en sms-berichten en zij heeft, toen de verdachte haar vervolgens e-mailberichten ging sturen, in ieder geval op 19 november 2020 in niet mis te verstane woorden bericht dat hij hiermee moest stoppen. Dat de verdachte dit begreep, blijkt volgens het hof uit het feit dat hij daarna zeven maanden geen e-mailberichten aan de aangeefster heeft verzonden. Het hof heeft geoordeeld dat de verdachte in elk geval vanaf 7 juli 2021 de aangeefster heeft belaagd door haar vanaf die datum opnieuw e-mails te sturen en haar dochter sms-berichten te sturen. Het hof heeft in dat verband vastgesteld dat de verdachte in een periode van ruim een maand de aangeefster en haar dochter ruim 20 berichten heeft gestuurd, met name met de strekking dat de aangeefster zou wegblijven bij het koor. De aard, de frequentie en de intensiteit van de gedragingen van de verdachte, de omstandigheden waaronder deze hebben plaatsgevonden en de invloed daarvan op het persoonlijke leven en de persoonlijke vrijheid van de aangeefster zijn volgens het hof voldoende voor een stelselmatige inbreuk op de persoonlijke levenssfeer. Uit de berichten komt volgens het hof het beeld naar voren dat de verdachte op indringende wijze heeft geprobeerd zowel direct bij de aangeefster als via haar dochter te bewerkstelligen dat zij niet meer naar het koor zou gaan en dat hij en zijn familieleden haar niet meer zouden zien.
2.9
Het hof heeft daarmee vastgesteld dat de verdachte in een periode van ruim een maand na 7 juli 2021 de aangeefster en haar dochter ruim twintig berichten heeft gestuurd. Daarover heeft het hof bovendien geoordeeld dat de verdachte op indringende wijze heeft geprobeerd – zowel direct bij de aangeefster als via haar dochter – te bewerkstelligen dat zij niet meer naar het koor zou gaan en dat hij en zijn familieleden haar niet meer zouden zien. Mede gelet op het onder 2.6 en 2.7 vooropgestelde, geeft het oordeel van het hof dat sprake is geweest van een ‘stelselmatige’ inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van de aangeefster geen blijk van een onjuiste rechtsopvatting en is dit oordeel toereikend gemotiveerd.
2.1
Het middel faalt.

3.Het tweede middel

3.1
Het tweede middel klaagt over het oordeel van het hof dat de verdachte inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van de aangeefster ‘met het oogmerk te dwingen iets te doen, niet te doen en/of vrees aan te jagen’.
3.2
De bewezenverklaring en de bewijsoverwegingen van het hof staan hiervoor onder 2.2 en 2.3. Het hof heeft in het bijzonder overwogen:
“Uit de inhoud van de berichten blijkt dat hij dit deed met het oogmerk aangeefster te dwingen tot het doen, niet doen en/of dulden van iets dan wel haar vrees aan te jagen, met name dat zij weg zou blijven bij het koor.”
3.3
Het hof heeft de bewezenverklaring doen steunen op onder meer de volgende bewijsmiddelen:

4. Een drietal geschriften als bedoeld in artikel 344, eerste lid, aanhef en onder 5 Wetboek van Strafvordering, gevoegd bij de hiervoor genoemde aangifte, te weten een drietal afdrukken van foto’s van het scherm van een mobiele telefoon met daarop de weergave van drie e-mailberichten (p. 10-12 van het politiedossier), voor zover inhoudende:
(pagina 10)
3 augustus 2021 18:42
[verdachte]
Beste [aangeefster] ,
Ik heb jou formulier zonder probleem ondertekend in bij zijn van politie ambtenaren, alleen alles wat daarin staat heb ik niet gedaan, en zou ik nooit doen, ik heb alleen wat veel te veel naar jou gemaild, dat klopt, het spijt mij daarvoor, zo waren wij vrienden en nu dit,
Ik heb het contactverbod ondertekend, en zal mij er ook aan houden, beloofd !!!
Maar hoop jou dan ook niet meer te zien, ook bij het familie koor niet, voor verboden contact heb jij voor gezorgd,
En alleen spijtig dat jij op een zondagochtend 10,32 de politie laat komen bij ons thuis, ik was werken, en mijn arme moeder in paniek op haar leeftijd en gezondheid maakte de deur open, maar goed het is wat het is,
Ik heb zondagmiddag zelf naar de politie gebeld, om ze te zeggen dat ik rond 16:00 uur thuis ben, dus zijn ze gekomen,
Maar goed verder wensen we jou veel geluk, en Gods rijkste zegen, AMEN
[…]
[…]
7. Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 14 augustus 2021 (p. 16-17 van het politiedossier), voor zover inhoudende als relaas van eigen waarneming(en) en/of bevinding(en) van verbalisant [verbalisant 3] :
Op 14 augustus 2021 werd door aangeefster [aangeefster] aanvullend verklaard, inzake haar aangifte terzake van stalking tegen de verdachte [verdachte] . Aangeefster [aangeefster] verklaarde hierbij onder andere, dat zij sinds haar aangifte op 9 augustus 2021 wederom zes e-mailberichten van [verdachte] had ontvangen en dat zij mij die e-mailberichten zou laten toekomen.
Op 14 augustus 2021 ontving ik van [aangeefster] per e-mail de navolgende door [verdachte] aan [aangeefster] middels het e-mailadres [e-mailadres 2] gestuurde berichten, te weten:
1.
Op 10 augustus 2021 te 18:54 uur schreef [verdachte] :
"Beste [aangeefster] , Ik wenst jou echt heel veel geluk in de toekomst, meen ik oprecht, ik heb ook echt zielsveel van jou gehouden, was alleen niet wederzijds, maar oké, ik heb er vrede nu mee, alleen vond ik het jammer, dat ik mijn eigen leven 5 jaar ervoor weggegooid heb, ik wachten serieuze op jou, maar goed, Is beter dat onze wegen dan helemaal uit elkaar is gegaan, ook bij het KOOR, Het was jij of ik, kon ook niet langer zo door gaan, in een familie koor, spreek ik ook niet over ons, maar een geheel, zoals het koop wordt benoemd, Ik heb mijn fouten ook herkend, maar de politie aan de deur bij mijn moeder deed de das om ook bij har, en een mail naar mijn baas, dat is iets privé, daar doet mijn baas ook niks mee. Als twee ruzie hebben, zijn er gewoon twee schuld, Wenst jou toch heel veel geluk verder, ik heb mijn leven ook weer opgepakt, ik ben nu met [betrokkene 3] , dat gat bij mij dan heel snel, Nogmaals heel veel goeds, Groetjes [verdachte] "
[…]
4.
Op 11 augustus 2021 te 23:56 uur schreef [verdachte] :
"Kom nooit meer terug bij ons, voor ons bestaat jij niet meer..!!! Ik wenst jou wel al het geluk, maar ik ben heel boos dat jij mij misbruikt heb, ik ben geen stalker, maar schreef mijn pijn ff van mij af, meer niet, dat is het enigste wat ik gedaan heb, maak geen misbruik [aangeefster] ,"
[…]
6.
Op 12 augustus 2021 te 21:21 uur, schreef [verdachte] :
"En zegt mijn zwager, iemand die dee politie stuurt naar een van onze koorleden, of ik het nou ben of iemand anders van het koor, dan ligt die persoon eruit bij onze familie koor, dan ga maar elke dag op die piemel van jou vriend [betrokkene 4] zitten, wij gaan lekker zingen"
Verdachte: [verdachte] , geboren op [geboortedatum] 1965 te [geboorteplaats]
Aangever: [aangeefster] , geboren op [geboortedatum] 1974 te [geboorteplaats]
8. Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 19 augustus 2021 (p. 24-34 van het politiedossier), voor zover inhoudende als relaas van eigen waarneming(en) en/of bevinding(en) van verbalisant [verbalisant 3] :
Op 17 augustus 2021 ontving ik van aangeefster [aangeefster] middels het mailadres [e-mailadres 1] een e-mail bericht, waarin zij schreef dat zij de berichten kon doorsturen vanaf 2020.
Onder meer de navolgende e-mail berichten van [aangeefster] werden door mij ontvangen:
[…]
17. E-MAILBERICHTEN 7 TOT EN MET 16 JULI 2021:
Op 7 juli 2021 te 19:37 uur schreef [verdachte] :
"Maar doe mij een keer in mijn leven een plezier, neem jou vriend nooit mee naar het
koop (
het hof leest telkens hiervoor in de plaats: koor), want dat zou voor mij echt te pijnlijk zijn"
Op 7 juli 2021 te 19:52 uur schreef [verdachte] :
"Of beter gezegd, kom zelf ook niet meer, zodat het koop weer kan groeien met serieuze mensen!!! Mijn leven is kut geworden door jou, ik was van je gaan houden, en wachte serieus op jou, ik geloofde gewoon in jou, heb een trauma er aan overgehouden, dat doe je toch niet,"
Op 8 juli 2021 te 22:46 uur schreef [verdachte] :
"Ik heb de app van 2019 terug bekeken, na jij een gesprek heb gehad met [betrokkene 1] , daarna duwde jij mij helemaal in de goot, ik begon toen met rare dingen tegen jou te app, ik schrok er zelf van om het terug te lezen, 2016 17 en 18 zei je langzaam tegen mij, maar lijkt me beter dat onze wegen helemaal scheiden"
Op 8 juli 2021 te 23:01 uur schreef [verdachte] :
"Beter voor jou en mij, ga ergens anders zingen aub, dit mis een familie koor, daar hoor jij niet bij, het was altijd leuk, wij hebben een mooie tijd gehad toch, maar nu word het tijd voor nieuwe leven, ik wenst jou de vrede, ga maar!!!"
Op 11 juli 2021 te 17:35 uur schreef [verdachte] :
" [betrokkene 1] wist van dag 1 hoe jij in elkaar zat, en jij wist van dag 1 dat jij niks met me wilden, waarom heb ik jou eigenlijk uitgenodigd al die tijd, had beter NEE gezegd tegen mij!!! Wij waren alleen opvulling voor jou, na je scheiding, verder niks, !!!
Maar goed ik wenst jou de vrede, maar ga weg AUB!!! Zodat wij ook opnieuw kunnen beginnen, ik wil jou nooit meer zien! !!"
Op 16 juli 2021 te 23:20 uur schreef [verdachte] :
"Sorry voor nog een mail, maar ik wil jou echt nooit meer zien!!! Blijf ook uit de buurt van mijn dochter ook bij koor!!!! Ik ben geen stalker, want zo iemand haat ik,!!! Wil jou gewoon nooit meer zien!!! Is gewoon een mail, bedankt"

9.Het proces-verbaal van verhoor d.d. 20 augustus 2021 (p. 129-131 van het

Mijn moeder [aangeefster] heeft na haar scheiding van mijn vader een vriendschappelijke omgang gehad met [verdachte] . […]
[…]
Op 7 juli 2021 omstreeks 20:56 uur ontving ik van [verdachte] een sms-bericht. Ik heb [verdachte] in mijn contacten staan met het mobiel telefoonnummer: [telefoonnummer 1] .
Noot verbalisant:
Voornoemd telefoonnummer staat op naam van de te noemen [verdachte] .
[verdachte] schreef:
"Hoi [getuige 1] , Kun jij vragen aan mam, om nooit haar vriend mee te nemen naar het koor, dat zou namelijk te pijnlijk voor mij zijn. Alvast bedankt Groetjes [verdachte] ."
Ik heb hem daarop geantwoord:
"Hoi [verdachte] . Voor zo'n onzin hoef je mij niet te berichten. Dit is erg kinderachtig!"
[verdachte] schreef vervolgens:
"Je hebt gelijk [getuige 1] "
Ik schreef terug:
"Dan stop ermee! Ik hoef verder geen bericht en geen contact. Met iemand die op deze manier met andere omgaat ga ik niet om en mam hoef je ook niet met die onzin bezig te houden. Ik ben blij voor mam dat ze iemand heeft die goed voor haar is!"
[verdachte] schreef terug:
"Ben ik mee eens [getuige 1] . Sorry dat ik verkeerd was dan. Groetjes en fijne avond".
Daarop heb ik hem geschreven:
"Ik wil dat je mijn nummer verwijdert".
[verdachte] schreef daarop:
"Oké".
Op 8 juli 2021 Omstreeks 23:23 uur schreef [verdachte] mij weer een sms-bericht.
Hij schreef:
"Maar vraag wel aan mam om niet meer te komen zingen bij ons in koor, voor de goede vrede, want het is een familie koor, en [betrokkene 1] wilt rust en het koor opnieuw opbouwen, bedankt"
Ik schreef daarop terug:
" [verdachte] als dit niet je laatste bericht is ga ik vanavond nog stappen ondernemen!!
Flikker een eind op en laat mam verdomme met rust!
Hierop antwoordde [verdachte] :
"Maar niet meer komen naar ons, laatste bericht!!!.
Op 11 juli 2021 omstreeks 19:20 uur kreeg ik wederom een sms-bericht van [verdachte] .
Hij schreef:
" [getuige 1] , ik wil niet lastig doen. Maar vraag toch AUB aan je mam, om niet meer te komen, ik wil haar nooit meer zien, ze heeft een andere weg gekozen, prima!!! Maar daar hoort dit ook bij, heb respect!!! Ik wenst haar de vrede!!! En geluk, maar Iaat ons dan ook!!!"
Vervolgens heb ik [verdachte] geblokkeerd. Ik heb hierover ook met mijn vriend [betrokkene 2]
gesproken.
[…]
12. Het proces-verbaal van verhoor d.d. 19 augustus 2021 (p. 147-152 van het politiedossier), voor zover inhoudende ais verklaring van de verdachte [verdachte] :
(M = mededeling van verbalisant aan de verdachte
O = opmerking verbalisant
V = vraag van verbalisant aan de verdachte
A = antwoord van de verdachte)
[…]
V: Heeft [aangeefster] u laten weten/merken dat ze interesse had in u?
A: Dat is juist het gemene. Zij kwam altijd bij mij, maar als ik dat vroeg gaf zij altijd een antwoord van: ‘rustig aan’ en 'ik heb tijd nodig'. Nu had zij ineens die vriend en nu duwt ze mij weg. Nu krijg ik die stopbrief, en toen heb ik wel gezegd dat ze dan ook weg moet gaan bij het koor.
[…]
13. Het proces-verbaal van verhoor d.d. 19 augustus 2021 (p. 153-157 van het politiedossier), voor zover inhoudende als verklaring van de verdachte [verdachte] :
(M = mededeling van verbalisant aan de verdachte
O = opmerking verbalisant
V = vraag van verbalisant aan de verdachte
A = antwoord van de verdachte)
[…]
M: Inmiddels is er ook contact geweest met [aangeefster] ’s dochter [getuige 1] . Zij heeft aangegeven dat jij in juli 2021 via de sms contact met haar hebt gezocht.
V: Waarom heb je dat gedaan?
A: Ik had gehoord dat [aangeefster] een nieuwe vriend zou hebben. Ik vroeg of [aangeefster] niet met die vriend zou willen komen op het koor. Dat ze een nieuwe vriend had, was pijnlijk. Ook omdat ik zo lang hebben moeten wachten. Als ze daarmee naar het koor zou komen, dan zou ik dat pijnlijk vinden.
[…]”
3.4
In de schriftuur wordt in verband met voormelde klacht het volgende aangevoerd. Van het oogmerk een ander te dwingen iets te doen, niet te doen of vrees aan te jagen in de zin van art. 285b Sr is alleen sprake als de verdachte het oogmerk had om die ander door middel van de stelselmatige inbreuk op diens persoonlijke levenssfeer te dwingen iets te doen, niet te doen of vrees aan te jagen. In deze zaak volgt uit de bewijsmiddelen niet zonder meer dat de bedoeling van de verdachte was de aangeefster door een stelselmatige inbreuk op de persoonlijke levenssfeer te dwingen niet meer naar het koor te komen. Evenmin blijkt uit de bewijsmiddelen dat het noodzakelijke gevolg van het handelen van de verdachte was dat de aangeefster door de inbreuk op haar persoonlijke levenssfeer werd gedwongen niet meer naar het koor te komen en dat de verdachte zich daarvan bewust was. De overweging van het hof dat de verdachte de berichten heeft gestuurd met het oogmerk de aangeefster te dwingen tot het doen, niet doen en/of dulden van iets dan wel haar vrees aan te jagen, met name dat zij zou wegblijven bij het koor, is volgens de steller van het middel dan ook niet zonder meer begrijpelijk. Ook voor het overige blijkt uit de bewijsmiddelen niet dat de verdachte het oogmerk had de aangeefster door middel van de stelselmatige inbreuk op haar persoonlijke levenssfeer te dwingen iets te doen, niet te doen of vrees aan te jagen, aldus de steller van het middel.
3.5
De klacht gaat, ook bezien in het licht van de toelichting, uit van de veronderstelling dat het hof bij de bewezenverklaring van het bestanddeel ‘met het oogmerk te dwingen iets te doen, niet te doen en/of vrees aan te jagen’ uitsluitend heeft gedoeld op het wegblijven bij het koor. Los van de vraag of die veronderstelling juist is – uit de bewijsmotivering blijkt dat het hof daarop “met name” heeft gedoeld en dus niet uitsluitend – volgt dit oogmerk zonder meer uit de inhoud van de voor het bewijs gebruikte berichten van de verdachte.
3.6
Het middel faalt.

4.Slotsom

4.1
De middelen falen. Omdat ze gaan over de bewezenverklaring van een feit waarvan de verdachte in eerste aanleg is vrijgesproken, ligt afdoening op de voet van art. 81 lid 1 RO niet voor de hand. [8]
4.2
Ambtshalve merk ik op dat de Hoge Raad uitspraak gaat doen nadat de redelijke termijn voor de behandeling van de zaak, zoals bedoeld in art. 6 lid 1 EVRM, op 20 januari 2025 is verlopen. Als de Hoge Raad de zaak binnen een maand na deze datum afdoet, hoeft dat niet te leiden tot strafvermindering. [9] Ook verder heb ik ambtshalve geen grond voor vernietiging van de uitspraak van het hof aangetroffen.
4.3
Deze conclusie strekt tot verwerping van het beroep.
De procureur-generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG

Voetnoten

1.Hof ’s-Hertogenbosch 10 januari 2023, ECLI:NL:GHSHE:2023:77.
2.P.P.J. van der Meij, in:
3.HR 30 maart 2021, ECLI:NL:HR:2021:418, r.o. 2.3.2. Zie ook S.A.A. van ’t Klooster, ‘Belagingsslachtoffers achtergesteld. Een analyse van het stelselmatigheidsbestanddeel en de bewijsvergaring door slachtoffers in belagingszaken’,
4.Conclusie van 12 november 2024, ECLI:NL:PHR:2024:1213.
5.HR 30 maart 2021, ECLI:NL:HR:2021:418, r.o. 2.4.
6.HR 12 maart 2013, ECLI:NL:HR:2013:BZ3625,
7.HR 10 januari 2023, ECLI:NL:HR:2023:4, r.o. 2.4.
8.HR 24 januari 2023, ECLI:NL:HR:2023:40,
9.HR 26 maart 2024, ECLI:NL:HR:2024:492, r.o. 3.2. De zaak leent zich in principe wel voor strafvermindering, omdat de opgelegde taakstraf één uur hoger is dan “een taakstraf waarvan het onvoorwaardelijke gedeelte minder dan honderd uren beloopt” (HR 26 maart 2024, ECLI:NL:HR:2024:492, r.o. 3.1.3).