Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van het cassatiemiddel
3.Beslissing
8 april 2025.
Hoge Raad
Op 8 april 2025 heeft de Hoge Raad der Nederlanden uitspraak gedaan in een cassatiezaak met nummer 24/02921. Het beroep in cassatie was ingesteld door de opgeëiste persoon, die in 1983 geboren is in [geboorteplaats]. De zaak betreft een verzoek tot uitlevering van deze persoon aan de Republiek Albanië, in verband met een voorgenomen moord die in 2019 in Albanië zou hebben plaatsgevonden. De rechtbank Limburg had op 22 juli 2024 een uitspraak gedaan over dit uitleveringsverzoek, waartegen de opgeëiste persoon in cassatie ging. De advocaat W.R. Jonk heeft namens de opgeëiste persoon een cassatiemiddel ingediend, terwijl de advocaat-generaal D.J.M.W. Paridaens heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep. De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van de rechtbank beoordeeld en geconcludeerd dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van de uitspraak. De Hoge Raad heeft geen verdere motivering gegeven, aangezien het niet nodig was om vragen te beantwoorden die van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals vermeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep verworpen op 8 april 2025.