ECLI:NL:HR:2025:562

Hoge Raad

Datum uitspraak
15 april 2025
Publicatiedatum
11 april 2025
Zaaknummer
24/00062
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslag op personenauto in het kader van verkeersovertreding en de beoordeling van strafvorderlijk belang

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 15 april 2025 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, gedateerd 18 december 2023. De zaak betreft een klaagschrift van de klaagster, die in verband met een verdenking van verkeersovertreding een beroep deed op de teruggave van haar personenauto, die onder beslag was gelegd op grond van artikel 94 van het Wetboek van Strafvordering. De rechtbank had in haar beschikking geoordeeld dat het strafvorderlijk belang zich verzet tegen de teruggave van de auto, maar de Hoge Raad heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat de rechtbank niet voldoende had gemotiveerd op welke grondslag het beslag was gelegd. De Hoge Raad heeft de klachten van de klaagster over de uitspraak van de rechtbank beoordeeld en geconcludeerd dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van de uitspraak. De Hoge Raad heeft daarbij aangegeven dat het niet nodig was om te motiveren waarom het tot dit oordeel is gekomen, aangezien de vragen die aan de orde waren niet van belang waren voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht, zoals bedoeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep van de klaagster verworpen.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer24/00062 B
Datum15 april 2025
BESCHIKKING
op het beroep in cassatie tegen een beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 18 december 2023, nummer RK 23/025863, op een klaagschrift als bedoeld in artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering, ingediend
door
[klaagster] ,
geboren in [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1998,
hierna: de klaagster.

1.Procesverloop in cassatie

Het beroep is ingesteld door de klaagster. Namens deze heeft de advocaat J.J.J. van Rijsbergen bij schriftuur een cassatiemiddel voorgesteld.
De advocaat-generaal T.N.B.M. Spronken heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.

2.Beoordeling van het cassatiemiddel

De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van de rechtbank beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3.Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Deze beschikking is gegeven door de vice-president V. van den Brink als voorzitter, en de raadsheren C. Caminada en T.B. Trotman, in bijzijn van de waarnemend griffier S.P.J. Lugtenburg, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
15 april 2025.