ECLI:NL:HR:2025:575

Hoge Raad

Datum uitspraak
15 april 2025
Publicatiedatum
12 april 2025
Zaaknummer
23/01526
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over rijden onder invloed en de recidiveregeling in het verkeersrecht

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 15 april 2025 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Amsterdam, dat op 5 april 2023 was gewezen. De verdachte, geboren in 1957, had beroep in cassatie ingesteld tegen de uitspraak van het hof, waarbij hij was veroordeeld voor rijden onder invloed van alcohol. De verdediging voerde aan dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk moest worden verklaard op basis van de recidiveregeling van artikel 123b van de Wegenverkeerswet 1994, en dat deze regeling in strijd zou zijn met artikel 47 van het Handvest van de Europese Unie. De advocaat van de verdachte, G.J. van Oosten, heeft een cassatiemiddel ingediend, waarop de plaatsvervangend advocaat-generaal M.E. van Wees concludeerde tot verwerping van het cassatieberoep. De Hoge Raad heeft de klachten van de verdachte beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet konden leiden tot vernietiging van de uitspraak van het hof. De Hoge Raad heeft daarbij geen verdere motivering gegeven, aangezien de vragen die aan de orde waren niet van belang waren voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals bedoeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep verworpen.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer23/01526
Datum15 april 2025
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof Amsterdam van 5 april 2023, nummer 23-001191-22, in de strafzaak
tegen
[verdachte] ,
geboren in [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1957,
hierna: de verdachte.

1.Procesverloop in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft G.J. van Oosten, advocaat in Amsterdam, bij schriftuur een cassatiemiddel voorgesteld.
De plaatsvervangend advocaat-generaal M.E. van Wees heeft geconcludeerd tot verwerping van het cassatieberoep.

2.Beoordeling van het cassatiemiddel

De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3.Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president M.J. Borgers als voorzitter, en de raadsheren Y. Buruma en A.E.M. Röttgering, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
15 april 2025.