Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van het cassatiemiddel
3.Beslissing
15 april 2025.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 15 april 2025 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Den Haag. De verdachte was beschuldigd van bedreiging met een nepwapen, waarbij hij op 20 september 2020 een vuurwapenachtig voorwerp had getoond en afgevuurd op een slachtoffer. De verdediging voerde aan dat de verdachte zich in een noodweersituatie bevond, omdat hij werd achtervolgd door een groep mannen die hem eerder hadden bedreigd. Het hof had het beroep op noodweer en noodweerexces verworpen, omdat het niet aannemelijk was dat de verdachte daadwerkelijk was aangevallen. De Hoge Raad oordeelde echter dat het hof onvoldoende had gemotiveerd waarom het beroep op noodweer niet kon slagen, vooral gezien de omstandigheden die door de verdediging waren aangevoerd. De Hoge Raad herhaalde eerdere rechtspraak over de noodzaak van nauwkeurige feitelijke vaststellingen bij de beoordeling van een beroep op noodweer. De uitspraak van het hof werd vernietigd en de zaak werd terugverwezen naar het gerechtshof Den Haag voor een nieuwe behandeling.