Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van het verzoek
3.Beslissing
22 april 2025.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 22 april 2025 een rolbeslissing genomen in het kader van een cassatieberoep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam, economische kamer, van 12 december 2022. De verdachte, een vennootschap, was vrijgesproken van het medeplegen van het op de Europese markt brengen van teakhout uit Myanmar, waarbij niet was voldaan aan de zorgvuldigheidseisen uit de Europese Houtverordening. Tevens was de verdachte vrijgesproken van witwassen van geld en teakhout, en van de onttrekking aan het verkeer van 65.780 kilogram teakhout. De officier van justitie heeft hoger beroep ingesteld tegen de vrijspraak, terwijl de verdachte cassatieberoep heeft ingesteld tegen de onttrekking aan het verkeer. De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot schorsing van de behandeling van het cassatieberoep totdat het gerechtshof Amsterdam uitspraak heeft gedaan in het hoger beroep.
De Hoge Raad overweegt dat, nu zowel hoger beroep als cassatieberoep is ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank, het hoger beroep op grond van artikel 427 lid 4 van het Wetboek van Strafvordering de rechtsgevolgen van het cassatieberoep schorst. Dit betekent dat de behandeling van het cassatieberoep wordt uitgesteld totdat het gerechtshof zijn einduitspraak heeft gedaan. De rolraadsheer heeft vervolgens besloten om de behandeling van het cassatieberoep te schorsen, wat de rechtsgang in deze zaak verder beïnvloedt.