Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van het vijfde cassatiemiddel
3.Beoordeling van het zesde cassatiemiddel
4.Beoordeling van de cassatiemiddelen voor het overige
5.Beslissing
22 april 2025.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 22 april 2025 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Den Haag. De verdachte was beschuldigd van (gewoonte)witwassen van geldbedragen en twee voertuigen, evenals de onttrekking aan het verkeer van 64 namaakhorloges en hun toebehoren. De Hoge Raad moest beoordelen of de feiten die onder artikel 337 van het Wetboek van Strafrecht vallen, kunnen worden aangemerkt als soortgelijke feiten in de zin van artikel 36d Sr, in relatie tot het bewezenverklaarde witwassen. De Hoge Raad oordeelde dat het hof onjuist had geoordeeld door deze feiten als soortgelijk te beschouwen, aangezien de beschermde rechtsbelangen onder deze artikelen onvoldoende overeenkomen. Dit leidde tot een (partiële) vernietiging van de uitspraak van het hof en een terugwijzing van de zaak. De advocaat-generaal had geconcludeerd tot vernietiging van de uitspraak van het hof, maar enkel wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf. De Hoge Raad heeft de gevangenisstraf verminderd van 31 maanden naar 30 maanden en de zaak terugverwezen naar het gerechtshof voor herbehandeling van de onttrekking aan het verkeer van de namaakhorloges. De uitspraak benadrukt de noodzaak van zorgvuldige afwegingen bij de beoordeling van soortgelijke feiten in het strafrecht.