ECLI:NL:HR:2025:652

Hoge Raad

Datum uitspraak
22 april 2025
Publicatiedatum
21 april 2025
Zaaknummer
24/00534
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over verbeurdverklaring van saldo op bankrekening in strafzaak tegen derde t.z.v. witwassen

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 22 april 2025 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een beschikking van de rechtbank Den Haag. Het betreft een beklag ex artikel 552b van het Wetboek van Strafvordering (Sv) tegen de beslissing tot verbeurdverklaring van een saldo op een bankrekening van € 4.105.492,66 in een strafzaak tegen een derde, die wordt verdacht van witwassen. De centrale vragen in deze procedure zijn of de klaagster als belanghebbende kan worden aangemerkt en of het bedrag dat zij heeft overgemaakt naar de bankrekening, haar toekomt, ondanks dat zij geen toegang meer heeft tot het geld. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat de klaagster ontvankelijk is in haar beklag en dat de rechtbank een onjuiste uitleg heeft gegeven aan de begrippen 'belanghebbende' en 'toekomen' in de zin van artikel 552b lid 1 Sv. De Hoge Raad heeft de beschikking van de rechtbank vernietigd en de zaak terugverwezen naar de rechtbank Den Haag voor een nieuwe behandeling. Deze uitspraak is gedaan door de vice-president M.J. Borgers als voorzitter, samen met de raadsheren A.L.J. van Strien en M. Kuijer, en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer24/00534 B
Datum22 april 2025
BESCHIKKING
op het beroep in cassatie tegen een beschikking van de rechtbank Den Haag van 12 december 2023, nummer RK 22/023095, op een klaagschrift als bedoeld in artikel 552b van het Wetboek van Strafvordering, ingediend
door
[klaagster] ,
gevestigd in [vestigingsplaats] ,
hierna: de klaagster.

1.Procesverloop in cassatie

Het beroep is ingesteld door het openbaar ministerie. Het heeft bij schriftuur cassatiemiddelen voorgesteld.
De raadsman van de klaagster, Y.E.A. Buruma, advocaat in ’sGravenhage, heeft het beroep van het openbaar ministerie tegengesproken.
De advocaat-generaal A.E. Harteveld heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden beschikking en tot terugwijzing van de zaak naar de rechtbank Den Haag, teneinde op het bestaande klaagschrift opnieuw te worden behandeld en afgedaan.
De raadsman van de klaagster heeft daarop schriftelijk gereageerd.

2.Beoordeling van de cassatiemiddelen

2.1
Het eerste cassatiemiddel klaagt dat de rechtbank de klaagster ten onrechte ontvankelijk heeft geacht in haar beklag. Het tweede cassatiemiddel klaagt over de gegrondverklaring van het beklag. In de toelichting op de cassatiemiddelen wordt daartoe aangevoerd dat de rechtbank een onjuiste uitleg heeft gegeven aan de begrippen ‘belanghebbende’ en ‘toekomen’ in de zin van artikel 552b lid 1 van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv).
2.2
De cassatiemiddelen slagen. De redenen daarvoor staan vermeld in de beschikking die de Hoge Raad vandaag heeft uitgesproken in de zaak 24/00529 B, ECLI:NL:HR:2025:651.

3.Beslissing

De Hoge Raad:
- vernietigt de beschikking van de rechtbank;
- wijst de zaak terug naar de rechtbank Den Haag, opdat de zaak opnieuw wordt behandeld en afgedaan.
Deze beschikking is gegeven door de vice-president M.J. Borgers als voorzitter, en de raadsheren A.L.J. van Strien en M. Kuijer, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
22 april 2025.