Uitspraak
1.Procesverloop
2.Uitgangspunten en feiten
3.Beoordeling van het middel
4.Beslissing
25 april 2025.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 25 april 2025 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende de onafhankelijkheid van een psychiater die medische verklaringen opstelt voor zorgmachtigingen. Betrokkene, vertegenwoordigd door advocaat J.A.J. Leeman, had beroep in cassatie ingesteld tegen een beschikking van de rechtbank Limburg, die meerdere zorgmachtigingen had verleend. De rechtbank had geoordeeld dat de psychiater, die tweemaal binnen een jaar een medische verklaring voor betrokkene had opgesteld, niet als niet onafhankelijk kon worden aangemerkt, omdat hij niet bij de behandeling van betrokkene betrokken was geweest. De advocaat van betrokkene voerde aan dat dit oordeel in strijd was met de eisen van artikel 5:7 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz), die stelt dat een psychiater minimaal één jaar geen zorg aan de betrokkene mag hebben verleend om onafhankelijk te zijn. De Hoge Raad oordeelde dat de rechtbank geen onjuiste rechtsopvatting had gehanteerd en dat de klachten van betrokkene niet tot cassatie konden leiden. De Hoge Raad verwierp het beroep en bevestigde de beschikking van de rechtbank.