ECLI:NL:HR:2025:687
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Cassatie tegen uitspraak Gerechtshof Den Haag inzake afvalstoffenheffing en rioolheffing
In deze zaak heeft belanghebbende, vertegenwoordigd door S.J.J.G. Fernandes, beroep in cassatie ingesteld tegen de uitspraak van het Gerechtshof Den Haag van 22 juni 2023, nr. BK-22/00781. Deze uitspraak betrof het hoger beroep van de heffingsambtenaar van de gemeente Den Haag en het incidenteel hoger beroep van belanghebbende tegen een eerdere uitspraak van de Rechtbank Den Haag (nr. SGR 21/3499). De zaak ging over de aan belanghebbende voor het jaar 2018 opgelegde aanslagen in de afvalstoffenheffing en de rioolheffing.
De Hoge Raad heeft de klachten van belanghebbende over de uitspraak van het Hof beoordeeld. De uitkomst was dat deze klachten niet konden leiden tot vernietiging van de uitspraak van het Hof. De Hoge Raad heeft in dit geval geen motivering hoeven geven voor zijn oordeel, aangezien het niet nodig was om vragen te beantwoorden die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht, zoals vermeld in artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie.
De Hoge Raad heeft ook geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep in cassatie ongegrond verklaard. Dit arrest is gewezen door de vice-president J.A.R. van Eijsden als voorzitter, en de raadsheren M.T. Boerlage en W.A.P. van Roij, en is in het openbaar uitgesproken op 25 april 2025.