ECLI:NL:HR:2025:688

Hoge Raad

Datum uitspraak
25 april 2025
Publicatiedatum
25 april 2025
Zaaknummer
23/03060
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie tegen uitspraak Gerechtshof Den Haag inzake afvalstoffenheffing en rioolheffing

In deze zaak heeft belanghebbende, vertegenwoordigd door S.J.J.G. Fernandes, beroep in cassatie ingesteld tegen een uitspraak van het Gerechtshof Den Haag van 20 juni 2023, nr. BK-22/00780. Deze uitspraak betrof het hoger beroep van de heffingsambtenaar van de gemeente Den Haag en het incidenteel hoger beroep van belanghebbende tegen een eerdere uitspraak van de Rechtbank Den Haag (nr. SGR 21/3498). De zaak ging over aan belanghebbende opgelegde aanslagen in de afvalstoffenheffing en de rioolheffing voor het jaar 2019.

De Hoge Raad heeft de klachten van belanghebbende over de uitspraak van het Hof beoordeeld. De uitkomst was dat deze klachten niet konden leiden tot vernietiging van de uitspraak van het Hof. De Hoge Raad heeft geen verdere motivering gegeven voor dit oordeel, aangezien het niet nodig was om vragen te beantwoorden die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht, zoals vermeld in artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie.

De Hoge Raad heeft ook geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep in cassatie ongegrond verklaard. Dit arrest is uitgesproken in het openbaar op 25 april 2025.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
BELASTINGKAMER
Nummer23/03060
Datum25 april 2025
ARREST
in de zaak van
[X] (hierna: belanghebbende)
tegen
het COLLEGE VAN BURGEMEESTER EN WETHOUDERS VAN DE GEMEENTE DEN HAAG
op het beroep in cassatie tegen de uitspraak van het Gerechtshof Den Haag van 20 juni 2023, nr. BK-22/00780 [1] , op het hoger beroep van de heffingsambtenaar van de gemeente Den Haag en het incidenteel hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank Den Haag (nr. SGR 21/3498) betreffende aan belanghebbende voor het jaar 2019 opgelegde aanslagen in de afvalstoffenheffing en de rioolheffing.

1.Geding in cassatie

Belanghebbende, vertegenwoordigd door S.J.J.G. Fernandes, heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld.
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Den Haag, vertegenwoordigd door [P], heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend.

2.Beoordeling van de klachten

De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het Hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3.Proceskosten

De Hoge Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

4.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie ongegrond.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J.A.R. van Eijsden als voorzitter, en de raadsheren M.T. Boerlage en W.A.P. van Roij, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 25 april 2025.