ECLI:NL:HR:2025:694

Hoge Raad

Datum uitspraak
25 april 2025
Publicatiedatum
25 april 2025
Zaaknummer
24/04523
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het beroep in cassatie wegens termijnoverschrijding

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 25 april 2025 uitspraak gedaan over het beroep in cassatie van [X], hierna aangeduid als belanghebbende, tegen de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 9 oktober 2024, nummer 23/2934 AOW. De Hoge Raad heeft vastgesteld dat het beroepschrift in cassatie niet tijdig is ingediend. De termijn voor het indienen van het beroepschrift, zoals gesteld in artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), eindigde op 26 november 2024. Het beroepschrift is echter pas op 5 december 2024 ontvangen door de griffie van de Hoge Raad, wat betekent dat het niet binnen de gestelde termijn is ingediend.

De griffier van de Hoge Raad heeft belanghebbende op 10 februari 2025 per aangetekende brief in de gelegenheid gesteld om binnen vier weken te reageren op de overschrijding van de beroepstermijn. Deze brief is afgeleverd op het door belanghebbende opgegeven adres, maar er is geen reactie ontvangen. Gezien deze omstandigheden heeft de Hoge Raad geoordeeld dat het beroep in cassatie niet-ontvankelijk moet worden verklaard. De Hoge Raad heeft ook geen aanleiding gezien om een veroordeling in de proceskosten uit te spreken.

De uitspraak benadrukt het belang van het tijdig indienen van beroepschriften in cassatie en de gevolgen van termijnoverschrijding. De beslissing van de Hoge Raad is openbaar uitgesproken en onderstreept de strikte naleving van de procesregels in het bestuursrecht.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
BELASTINGKAMER
Nummer24/04523
Datum25 april 2025
ARREST
op het door [X] (hierna: belanghebbende) ingestelde beroep in cassatie tegen de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 9 oktober 2024, nr. 23/2934 AOW [1] .

1.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie

De griffier van de Centrale Raad van Beroep heeft op de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep aangetekend dat een afschrift van die uitspraak aangetekend aan partijen is verzonden op 15 oktober 2024.
Uit een door de griffier van de Hoge Raad op het beroepschrift in cassatie gestelde aantekening blijkt dat dit beroepschrift op 5 december 2024 bij de griffie van de Hoge Raad is ontvangen.
Het beroepschrift in cassatie is dus niet ingediend binnen de in artikel 6:7 Awb gestelde termijn van zes weken, die in dit geval eindigde op 26 november 2024. Het is ook niet tijdig ingediend in de zin van artikel 6:9, lid 2, Awb.
De griffier van de Hoge Raad heeft belanghebbende bij aangetekende brief van 10 februari 2025, welke brief eveneens per gewone post is verzonden aan het door belanghebbende opgegeven adres, in de gelegenheid gesteld binnen vier weken mee te delen waarom de beroepstermijn is overschreden. De aangetekende brief is volgens de gegevens van Track&Trace van PostNL afgeleverd op het door belanghebbende opgegeven adres. Belanghebbende heeft niet gereageerd.
Het beroep in cassatie moet daarom niet-ontvankelijk worden verklaard.

2.Proceskosten

De Hoge Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

3.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer M.T. Boerlage als voorzitter, en de raadsheren A.E.H. van der Voort Maarschalk en W.A.P. van Roij, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 25 april 2025.