ECLI:NL:HR:2025:705

Hoge Raad

Datum uitspraak
2 mei 2025
Publicatiedatum
1 mei 2025
Zaaknummer
25/00206
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het beroep in cassatie wegens gebrek aan gronden

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 2 mei 2025 uitspraak gedaan in het beroep in cassatie van [X], hierna aangeduid als belanghebbende, tegen de uitspraak van het Gerechtshof Den Haag van 10 december 2024, nummer BK-23/794. De Hoge Raad heeft het beroep in cassatie niet-ontvankelijk verklaard omdat het beroepschrift niet voldeed aan de vereisten van artikel 6:5, lid 1, letter d, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Dit artikel vereist dat het beroepschrift de gronden van het beroep bevat, wat in dit geval ontbrak.

De griffier van de Hoge Raad heeft belanghebbende op 28 januari 2025 per aangetekende brief in de gelegenheid gesteld om het verzuim binnen zes weken te herstellen. Deze brief is door belanghebbende afgehaald, maar hij heeft geen gebruik gemaakt van de geboden gelegenheid om het gebrek te verhelpen. Na een gemotiveerd verzoek om uitstel heeft de griffier de termijn verlengd tot 25 maart 2025, maar ook binnen deze termijn heeft belanghebbende geen actie ondernomen.

Gelet op het bovenstaande heeft de Hoge Raad, in overeenstemming met artikel 6:6 van de Awb, besloten het beroep in cassatie niet-ontvankelijk te verklaren. De Hoge Raad heeft geen aanleiding gezien om een veroordeling in de proceskosten uit te spreken. De uitspraak is gedaan door de vice-president en twee raadsheren, en is openbaar uitgesproken op 2 mei 2025.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
BELASTINGKAMER
Nummer25/00206
Datum2 mei 2025
ARREST
op het door [X] (hierna: belanghebbende) ingestelde beroep in cassatie tegen de uitspraak van het Gerechtshof Den Haag van 10 december 2024, nr. BK-23/794 [1] .

1.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie

Het beroepschrift in cassatie bevat, hoewel artikel 6:5, lid 1, letter d, Awb dit vereist, niet de gronden van het beroep.
De griffier van de Hoge Raad heeft belanghebbende bij aangetekende brief van 28 januari 2025 in de gelegenheid gesteld dat verzuim binnen zes weken na dagtekening van deze brief te herstellen. Deze brief is volgens de gegevens van Track&Trace van PostNL afgehaald op de afhaallocatie.
De griffier heeft de in de brief van 28 januari 2025 gestelde termijn, na een van belanghebbende ontvangen gemotiveerd verzoek om uitstel, nader vastgesteld op 25 maart 2025. Belanghebbende heeft van deze gelegenheid geen gebruik gemaakt.
Daarom zal de Hoge Raad met toepassing van het bepaalde in artikel 6:6 Awb het beroep in cassatie niet-ontvankelijk verklaren.

2.Proceskosten

De Hoge Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

3.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J.A.R. van Eijsden als voorzitter, en de raadsheren A.E.H. van der Voort Maarschalk en W.A.P. van Roij, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 2 mei 2025.