ECLI:NL:HR:2025:706

Hoge Raad

Datum uitspraak
2 mei 2025
Publicatiedatum
1 mei 2025
Zaaknummer
25/00207
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontvankelijkheid van het beroep in cassatie inzake belastingrecht

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 2 mei 2025 uitspraak gedaan over het beroep in cassatie van belanghebbende, aangeduid als [X], tegen een eerdere uitspraak van de Rechtbank Den Haag. De Rechtbank had op 17 december 2024 uitspraak gedaan in een verzet tegen een eerdere beslissing van 5 september 2024. De Hoge Raad heeft beoordeeld of het beroep in cassatie ontvankelijk was. Het beroepschrift voldeed niet aan de vereisten van artikel 6:5, lid 1, letter d, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), omdat het geen gronden van het beroep bevatte. De griffier van de Hoge Raad heeft belanghebbende in de gelegenheid gesteld om dit verzuim te herstellen binnen een bepaalde termijn, maar belanghebbende heeft hier geen gebruik van gemaakt. Hierdoor heeft de Hoge Raad, conform artikel 6:6 Awb, het beroep in cassatie niet-ontvankelijk verklaard. De Hoge Raad heeft geen aanleiding gezien om een veroordeling in de proceskosten uit te spreken.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
BELASTINGKAMER
Nummer25/00207
Datum2 mei 2025
ARREST
op het door [X] (hierna: belanghebbende) ingestelde beroep in cassatie tegen de uitspraak van de Rechtbank Den Haag van 17 december 2024, nr. SGR 24/1521, op het verzet van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank van 5 september 2024.

1.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie

Het beroepschrift in cassatie bevat, hoewel artikel 6:5, lid 1, letter d, Awb dit vereist, niet de gronden van het beroep.
De griffier van de Hoge Raad heeft belanghebbende bij aangetekende brief van 28 januari 2025 in de gelegenheid gesteld dat verzuim binnen zes weken na dagtekening van deze brief te herstellen. Deze brief is volgens de gegevens van Track&Trace van PostNL afgehaald op de afhaallocatie.
De griffier heeft de in de brief van 28 januari 2025 gestelde termijn, na een van belanghebbende ontvangen gemotiveerd verzoek om uitstel, nader vastgesteld op 25 maart 2025. Belanghebbende heeft van deze gelegenheid geen gebruik gemaakt.
Daarom zal de Hoge Raad met toepassing van het bepaalde in artikel 6:6 Awb het beroep in cassatie niet-ontvankelijk verklaren.

2.Proceskosten

De Hoge Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

3.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J.A.R. van Eijsden als voorzitter, en de raadsheren A.E.H. van der Voort Maarschalk en W.A.P. van Roij, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 2 mei 2025.