Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van de cassatiemiddelen
3.Beslissing
20 mei 2025.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om een poging tot doodslag in het verkeer, waarbij de verdachte in 2020 in Kerkrade een 72-jarig slachtoffer aanreed. Dit gebeurde nadat het slachtoffer de verdachte had gemaand rustiger te rijden. Het slachtoffer kwam 19 meter verderop op de grond terecht en liep zwaar lichamelijk letsel op. In eerste aanleg werd de verdachte vrijgesproken van poging tot doodslag, maar werd hij wel veroordeeld voor lichamelijk letsel door schuld (roekeloosheid) in het verkeer. De Hoge Raad heeft in cassatie de bewijsklachten van de verdachte beoordeeld. De vragen die aan de orde kwamen waren of het hof kon oordelen dat de verdachte willens en wetens een aanmerkelijke kans op overlijden van het slachtoffer had aanvaard, gezien de noodremming en uitwijkmanoeuvre die de verdachte had uitgevoerd. Daarnaast werd de vraag gesteld of het verweer van de verdachte, dat de 'botssnelheid' niet zodanig was dat het risico op overlijden aanmerkelijk was, steun vond in het recht. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat de klachten over de uitspraak van het hof niet konden leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad heeft geen verdere motivering gegeven, omdat het niet nodig was om vragen te beantwoorden die van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep van de verdachte verworpen.