Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van de schriftuur en de ontvankelijkheid van het beroep
3.Beslissing
13 mei 2025.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 13 mei 2025 uitspraak gedaan in een cassatieberoep tegen een arrest van het gerechtshof Amsterdam van 14 april 2023. De verdachte, geboren in Turkije in 1969, was betrokken bij voorbereidingshandelingen voor de invoer van heroïne vanuit Turkije naar Nederland, deelname aan een criminele organisatie en het voorhanden hebben van een vuurwapen en munitie. De advocaat H. Polat heeft namens de verdachte een schriftuur ingediend, maar de advocaat-generaal D.J.C. Aben heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van de verdachte in zijn cassatieberoep. De Hoge Raad heeft vastgesteld dat de schriftuur niet voldeed aan de wettelijke vereisten voor cassatiemiddelen, waardoor het beroep niet in behandeling kon worden genomen. De Hoge Raad verklaarde het beroep niet-ontvankelijk, omdat de verdachte niet binnen de gestelde termijn een schriftuur met cassatiemiddelen had ingediend, in strijd met artikel 437 lid 2 van het Wetboek van Strafvordering. Dit arrest is gewezen door vice-president M.J. Borgers als voorzitter, samen met raadsheren A.L.J. van Strien en C. Caminada, en uitgesproken ter openbare terechtzitting.