ECLI:NL:HR:2025:737

Hoge Raad

Datum uitspraak
13 mei 2025
Publicatiedatum
12 mei 2025
Zaaknummer
23/01604
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatieberoep inzake voorbereidingshandelingen invoer heroïne en deelname criminele organisatie

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 13 mei 2025 uitspraak gedaan in een cassatieberoep tegen een arrest van het gerechtshof Amsterdam van 14 april 2023. De verdachte, geboren in Turkije in 1969, was betrokken bij voorbereidingshandelingen voor de invoer van heroïne vanuit Turkije naar Nederland, deelname aan een criminele organisatie en het voorhanden hebben van een vuurwapen en munitie. De advocaat H. Polat heeft namens de verdachte een schriftuur ingediend, maar de advocaat-generaal D.J.C. Aben heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van de verdachte in zijn cassatieberoep. De Hoge Raad heeft vastgesteld dat de schriftuur niet voldeed aan de wettelijke vereisten voor cassatiemiddelen, waardoor het beroep niet in behandeling kon worden genomen. De Hoge Raad verklaarde het beroep niet-ontvankelijk, omdat de verdachte niet binnen de gestelde termijn een schriftuur met cassatiemiddelen had ingediend, in strijd met artikel 437 lid 2 van het Wetboek van Strafvordering. Dit arrest is gewezen door vice-president M.J. Borgers als voorzitter, samen met raadsheren A.L.J. van Strien en C. Caminada, en uitgesproken ter openbare terechtzitting.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer23/01604
Datum13 mei 2025
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof Amsterdam van 14 april 2023, nummer 23-002301-17, in de strafzaak
tegen
[verdachte] ,
geboren in [geboorteplaats] (Turkije) op [geboortedatum] 1969,
hierna: de verdachte.

1.Procesverloop in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft de advocaat H. Polat een schriftuur ingediend.
De advocaat-generaal D.J.C. Aben heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van de verdachte in zijn cassatieberoep.

2.Beoordeling van de schriftuur en de ontvankelijkheid van het beroep

2.1
Als cassatierechter onderzoekt de Hoge Raad alleen cassatiemiddelen (klachten) als in de wet bedoeld. Als een zodanig cassatiemiddel kan alleen gelden een stellige en duidelijke klacht over de schending van een bepaalde rechtsregel en/of het verzuim van een toepasselijk vormvoorschrift door de rechter die de bestreden uitspraak heeft gewezen. De schriftuur voldoet niet aan dit vereiste, zodat zij onbesproken moet blijven.
2.2
Nu de verdachte niet binnen de bij de wet gestelde termijn bij de Hoge Raad door een raadsman een schriftuur met cassatiemiddelen heeft doen indienen, is niet in acht genomen het voorschrift van artikel 437 lid 2 van het Wetboek van Strafvordering. Dat brengt mee dat de Hoge Raad het cassatieberoep niet in behandeling kan nemen.

3.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de vice-president M.J. Borgers als voorzitter, en de raadsheren A.L.J. van Strien en C. Caminada, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
13 mei 2025.