Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van het cassatiemiddel
3.Ambtshalve beoordeling van de uitspraak van het hof
4.Beslissing
20 mei 2025.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 20 mei 2025 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Den Haag. De verdachte, geboren in voormalig Joegoslavië, had beroep ingesteld tegen een eerdere uitspraak van het hof, waarin hem een schadevergoedingsmaatregel was opgelegd ten behoeve van een slachtoffer. De advocaat J.P.W. Nijboer heeft namens de verdachte een cassatiemiddel ingediend. De advocaat-generaal B.F. Keulen heeft geconcludeerd tot vernietiging van het arrest, maar enkel met betrekking tot de duur van de gijzeling die aan de schadevergoedingsmaatregel was verbonden. De Hoge Raad heeft de klachten van de verdachte beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet konden leiden tot vernietiging van de uitspraak van het hof. De Hoge Raad heeft echter ambtshalve de uitspraak van het hof vernietigd, omdat de opgelegde gijzeling van 365 dagen niet in overeenstemming was met de wettelijke maximumduur van één jaar, die in dit geval 360 dagen bedraagt. De Hoge Raad heeft bepaald dat de gijzeling voor de duur van 360 dagen moet worden toegepast, en heeft het beroep voor het overige verworpen.