Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van de cassatiemiddelen
3.Beslissing
20 mei 2025.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een beschikking van de rechtbank Midden-Nederland, waarin een beklag is ingediend door de klager na een beslag op geldbedragen en gegevensdragers. De klager, geboren in 1981, heeft een beroep gedaan op zijn verschoningsrecht in het kader van een Europees onderzoeksbevel van Belgische autoriteiten, die hem verdenken van deelname aan een criminele organisatie. De Hoge Raad heeft de vraag behandeld of de rechtbank de zaak had moeten verwijzen naar de raadkamer, omdat de inhoudelijke argumenten van de klager niet in de beslissing over de inbeslagname zijn meegenomen. Daarnaast werd de vraag gesteld of de rechtbank zich kon uitlaten over de inbeslaggenomen goederen zonder kennis te nemen van hun inhoud, en of de motivering van de ongegrondverklaring van het beklag voldoende was. De Hoge Raad heeft de klachten van de klager beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet kunnen leiden tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. De Hoge Raad heeft geen verdere motivering gegeven, aangezien de vragen niet van belang zijn voor de ontwikkeling van het recht. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het cassatieberoep verworpen op 20 mei 2025.