Conclusie
1.Het cassatieberoep
2.De procesgang
- een digitaal bestand met goednummer LERAG23011_784993;
- een envelop met geeltjes met goednummer LERAG23011_784980;
- identificatiebewijzen van [betrokkene 1] met goednummers LERAG23011_784977, LERAG23011_784978 en LERAG23011_784979;
- mappen met opschrift Dossier [betrokkene 1] België Inzage MG deel 1 en deel 2 met goednummers LERAG23011_784984 en LERAG23011_784985;
- correspondentie met goednummer LERAG23011_785856. Ten aanzien van deze brief geldt dat aan de Belgische autoriteiten een kopie zal worden verstrekt waarop alleen de aanhef, datum, afzender en het naschrift zichtbaar zijn;
- een digitaal bestand met de naam ZD 1 bijlagen 26Lembre.pdf, met goednummer LERAG23011_789735
3.De beslissingen van de rechters-commissarissen
België(…)
de dato:
13 juli 2023, 19 september 2023 en 28 september 2023
(i) te beoordelen of sprake is van een zeer uitzonderlijke omstandigheid waardoor het belang van de waarheidsvinding in onderhavig opsporingsonderzoek zwaarder weegt dan het wettelijk beschermde belang van het verschoningsrecht, en
(ii) te bepalen dat de inzet van opsporingsbevoegdheden jegens de betrokken verdachte niet beperkt is tot de inbeslagname van brieven en/of geschriften die deel uitmaken van de strafbare feiten (als genoemd in artikel 98 lid 5 Sv (dat sprake is van het beslagregime van de ‘zeer uitzonderlijke omstandigheden’).
b) de aard en zwaarte van de delicten;
c) de aard en de omvang van de gegevens; en
d) de vraag in hoeverre de relevante gegevens op andere wijze kunnen worden verkregen.
(…)
- envelop met geeltjes met goednummer LERAG23011_784980;
- Identificatiebewijzen [betrokkene 1] met goednummers LERAG23011_784977, LERAG23011_784978 en LERAG23011784979;
- mappen met opschrift Dossier [betrokkene 1] België Inzage MG deel 1 en deel 2 met goednummers LERAG23011_784984 en LERAG23011_784985;
- correspondentie met goednummer LERAG23011_785856. Dit betreft een brief van [betrokkene 1] gericht aan verdachte. Ten aanzien van deze brief geldt dat aan de Belgische autoriteit een kopie zal worden verstrekt waarop alleen de aanhef, datum, afzender en het naschrift zichtbaar zijn. Het resterende gedeelte van de brief ziet op vertrouwelijke communicatie tussen [betrokkene 1] en verdachte als zijn advocaat en dient niet ter waarheidsvinding in het onderzoek. Dit resterende gedeelte zal dan ook worden afgeschermd en niet zichtbaar zijn op de kopie.
(…)
4.De beschikking van de rechtbank
1. Het beslag
- een contant geldbedrag (€ 11.180,- ) met goednummer LERAG23011_784981;
- een digitaal bestand met goednummer LERAG23011_784993;
- een envelop met geeltjes met goednummer LERAG23011_784980;
- identificatiebewijzen van [betrokkene 1] met goednummers LERAG23011_784977, LERAG23011_784978 en LERAG23011_784979;
- mappen met opschrift Dossier [betrokkene 1] België Inzage MG deel 1 en deel 2 met goednummers LERAG23011_784984 en LERAG23011_784985;
- correspondentie met goednummer LERAG23011_785856. Ten aanzien van deze brief geldt dat een kopie zal worden verstrekt waarop alleen de aanhef, datum, afzender en het naschrift zichtbaar zijn;
- een digitaal bestand met de naam ‘ZD 1 bijlagen 26Lembre.pdf’, met goednummer LERAG23011_789735.
4.De standpunten
a) het context-PV aan klager dient te worden verstrekt;
b) het klaagschrift gegrond dient te worden verklaard ten aanzien van het contante geldbedrag van € 11.180,- met goednummer LERAG23011_784981;
c) het klaagschrift gegrond dient te worden verklaard ten aanzien van het digitale bestand met goednummer LERAG23011_784993;
d) de zaak voor het overige dient te worden verwezen naar de rechter-commissaris.
Dit alles betekent dat het klaagschrift ongegrond dient te worden verklaard, aldus de officier van justitie.
5.Beoordeling
Verder staat in de klaagschriftprocedure ter beoordeling of de in beslag genomen goederen het bewijsmateriaal betreffen waarop het EOB betrekking heeft en die de uitvaardigende autoriteit met dat beveI beoogt te verkrijgen.
In de klaagschriftprocedure is niet de vraag aan de orde of het belang van strafvordering de voortduring van het beslag vordert. Aan het systeem van het EOB ligt immers ten grondslag dat met de uitvaardiging van een EOB het belang van strafvordering in de uitvaardigende staat wordt verondersteld aanwezig te zijn (zie ECLI:NL:HR:2021:1940).
“
5.2.2 Ten aanzien van het in beslag genomen contante geldbedrag met goednummer LERAG23011_784981
Verder dient het klaagschrift ten aanzien van dit geldbedrag gegrond te worden verklaard, nu in het EOB van 28 september 2023 weliswaar is verzocht om naar grote contante geldbedragen te zoeken, maar niet om deze ook in beslag te nemen, aldus de raadsman.
De raadkamer is verder met de rechter-commissaris van oordeel dat dit contante geldbedrag bewijsmateriaal betreft waar het EOB betrekking op heeft. In zijn algemeenheid geldt immers niet dat contante geldbedragen geen bewijsmateriaal kunnen vormen. Of het onderhavige contante geldbedrag al dan niet kan dienen tot bewijs in het Belgische strafrechtelijk onderzoek tegen klager, staat niet ter beoordeling van de raadkamer. Aan het systeem van het EOB ligt immers ten grondslag, dat bij de op grond van een EOB in beslag te nemen goederen het belang van strafvordering in de uitvaardigende staat wordt verondersteld aanwezig te zijn.
Ten aanzien van het in beslag genomen geldbedrag heeft klager zich niet beroepen op zijn verschoningsrecht. De raadkamer zal het klaagschrift ten aanzien van het contante geldbedrag met goednummer LERAG23011_784981 dan ook ongegrond verklaren, zonder verdere toetsing of de wettelijke waarborgen van het verschoningsrecht zijn toegepast.
In plaats daarvan zal de raadkamer in de onderhavige klaagschriftprocedure de reeds door de rechter-commissaris genomen beslissingen toetsen. De raadkamer zal zich daarbij een zelfstandig oordeel vormen of ten aanzien van alle in beslag genomen goederen ten aanzien waarvan klager zich beroept op zijn verschoningsrecht, sprake is van zeer uitzonderlijke omstandigheden op grond waarvan het belang dat de waarheid aan het licht komt dient te prevaleren boven het verschoningsrecht.
a) de vraag of het gaat het om een tegen de verschoningsgerechtigde bestaande verdenking;
b) de aard en zwaarte van de delicten;
c) de aard en de omvang van de gegevens; en
d) de vraag in hoeverre de relevante gegevens op andere wijze kunnen worden verkregen.
Verder zien de goederen waarop het EOB betrekking heeft op de relatie tussen klager en de criminele organisatie rond [betrokkene 1] , en niet op andere cliënten van klager. Daartoe zijn de onder klager in beslag genomen goederen doorzocht met behulp van specifieke door de Belgische autoriteiten overhandigde zoektermen, teneinde de inbeslagname te beperken tot goederen die de waarheid aan het licht kunnen brengen in het Belgische strafrechtelijk onderzoek tegen klager.
Ten slotte ziet de raadkamer niet in hoe deze goederen op een andere, minder verstrekkende wijze zouden kunnen worden verkregen.
De raadkamer is dan ook, met de rechter-commissaris, van oordeel dat zich in dit geval zeer uitzonderlijke omstandigheden voordoen, op grond waarvan het belang dat de waarheid aan het licht komt dient te prevaleren boven het verschoningsrecht.
De raadkamer overweegt daarbij dat in de klaagschriftprocedure niet de vraag aan de orde komt of het belang van strafvordering de inbeslagname van de goederen vordert. Aan het systeem van het EOB ligt immers ten grondslag dat met de uitvaardiging van een EOB het belang van strafvordering in de uitvaardigende staat wordt verondersteld aanwezig te zijn. De raadkamer dient dan ook zeer terughoudend te zijn in haar oordeel over de vraag of de onder klager in beslag genomen goederen daadwerkelijk kunnen dienen tot waarheidsvinding in het Belgische strafrechtelijk onderzoek tegen klager.
Uit de argumenten die door de raadsman in zijn klaagschrift, pleitaantekeningen en ter zitting zijn gegeven, volgt naar het oordeel van de raadkamer niet dat deze goederen in geen geval kunnen bijdragen tot waarheidsvinding in het Belgische strafrechtelijk onderzoek tegen klager. De argumenten die door de raadsman naar voren zijn gebracht, zijn naar het oordeel van de raadkamer niet voldoende om de vooronderstelling dat het Belgische strafvorderlijk belang bij de in beslag genomen goederen aanwezig is, zodanig aan te tasten dat geen uitvoering aan het EOB dient te worden gegeven.
ongegrond.”
5.Het eerste en het tweede middel
corpora et instrumenta delicti, wel in beslag mogen worden genomen. De ratio hiervan is dat dergelijke stukken geen object van verschoning zijn en het verschoningsrecht daarop niet van toepassing kan zijn.
magdoen naar de gronden voor het uitvaardigen van het EOB, waarvan de uitvoering heeft geleid tot indiening van het klaagschrift. [6]
corpora of instrumenta delicti(art. 98 lid 5 Sv) in beslag worden genomen. Wel is het zo dat dat de inbreuk op het verschoningsrecht niet verder mag gaan dan strikt nodig is voor het aan het licht brengen van de waarheid van het desbetreffende feit, waarbij zorg moet worden betracht om te voorkomen dat de belangen van andere cliënten van de advocaat dan de cliënten die betrokken zijn bij de strafbare feiten waarvan de advocaat wordt verdacht, onevenredig zouden worden getroffen. [8] Voor de uitzondering het verschoningsrecht te mogen doorbreken gelden bovendien zware motiveringseisen. [9]
In plaats daarvan zal de raadkamer in de onderhavige klaagschriftprocedure de reeds door de rechter-commissaris genomen beslissingen toetsen. De raadkamer zal zich daarbij een zelfstandig oordeel vormen of ten aanzien van alle in beslag genomen goederen ten aanzien waarvan klager zich beroept op zijn verschoningsrecht, sprake is van zeer uitzonderlijke omstandigheden op grond waarvan het belang dat de waarheid aan het licht komt dient te prevaleren boven het verschoningsrecht.”
6.Het derde tot en met het zevende middel
bewijswaardevan de inbeslaggenomen voorwerpen in relatie tot het strafbare feit dat aan het EOB ten grondslag ligt. Dat laatste lijkt wel ten grondslag te zijn gelegd aan het derde tot en met het zevende middel. Daarom treffen deze middelen in mijn ogen geen doel. Ik zal dat per middel toelichten. Daarbij merk ik op dat in een aantal van de resterende vijf middelen ook een beroep wordt gedaan op (de schending van) het verschoningsrecht. Ik zal hierop niet meer ingaan omdat dit aspect bij de bespreking van het eerste en tweede middel afdoende aan de orde is gekomen.
De raadkamer overweegt daarbij dat in de klaagschriftprocedure niet de vraag aan de orde komt of het belang van strafvordering de inbeslagname van de goederen vordert. Aan het systeem van het EOB ligt immers ten grondslag dat met de uitvaardiging van een EOB het belang van strafvordering in de uitvaardigende staat wordt verondersteld aanwezig te zijn. De raadkamer dient dan ook zeer terughoudend te zijn in haar oordeel over de vraag of de onder klager in beslag genomen goederen daadwerkelijk kunnen dienen tot waarheidsvinding in het Belgische strafrechtelijk onderzoek tegen klager.
Uit de argumenten die door de raadsman in zijn klaagschrift, pleitaantekeningen en ter zitting zijn gegeven, volgt naar het oordeel van de raadkamer niet dat deze goederen in geen geval kunnen bijdragen tot waarheidsvinding in het Belgische strafrechtelijk onderzoek tegen klager. De argumenten die door de raadsman naar voren zijn gebracht, zijn naar het oordeel van de raadkamer niet voldoende om de vooronderstelling dat het Belgische strafvorderlijk belang bij de in beslag genomen goederen aanwezig is, zodanig aan te tasten dat geen uitvoering aan het EOB dient te worden gegeven.”
De raadkamer overweegt daarbij dat in de klaagschriftprocedure niet de vraag aan de orde komt of het belang van strafvordering de inbeslagname van de goederen vordert. Aan het systeem van het EOB ligt immers ten grondslag dat met de uitvaardiging van een EOB het belang van strafvordering in de uitvaardigende staat wordt verondersteld aanwezig te zijn. De raadkamer dient dan ook zeer terughoudend te zijn in haar oordeel over de vraag of de onder klager in beslag genomen goederen daadwerkelijk kunnen dienen tot waarheidsvinding in het Belgische strafrechtelijk onderzoek tegen klager.
Uit de argumenten die door de raadsman in zijn klaagschrift, pleitaantekeningen en ter zitting zijn gegeven, volgt naar het oordeel van de raadkamer niet dat deze goederen in geen geval kunnen bijdragen tot waarheidsvinding in het Belgische strafrechtelijk onderzoek tegen klager. De argumenten die door de raadsman naar voren zijn gebracht, zijn naar het oordeel van de raadkamer niet voldoende om de vooronderstelling dat het Belgische strafvorderlijk belang bij de in beslag genomen goederen aanwezig is, zodanig aan te tasten dat geen uitvoering aan het EOB dient te worden gegeven.”
Het zesde middel