ECLI:NL:HR:2025:777

Hoge Raad

Datum uitspraak
10 juni 2025
Publicatiedatum
20 mei 2025
Zaaknummer
24/01156
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontvankelijkheid cassatieberoep in jeugdzaak betreffende feitelijke aanranding op middelbare school

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 10 juni 2025 uitspraak gedaan in een cassatieberoep tegen een arrest van het gerechtshof 's-Hertogenbosch van 15 maart 2024. De zaak betreft een jeugdige verdachte, geboren in 2005, die beschuldigd werd van meermalen gepleegde feitelijke aanranding van de eerbaarheid op een middelbare school, zoals omschreven in artikel 246 (oud) van het Wetboek van Strafrecht. De advocaat van de verdachte, J. Boksem, heeft een schriftuur ingediend, maar deze is te laat bij de griffie van de Hoge Raad aangekomen, waardoor de Hoge Raad niet in staat was het beroep in behandeling te nemen. De advocaat-generaal B.F. Keulen heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van de verdachte in het beroep. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat de wet een strikte termijn stelt voor het indienen van cassatiemiddelen, en dat deze termijn niet is nageleefd. Hierdoor heeft de Hoge Raad het beroep van de verdachte niet-ontvankelijk verklaard. Dit arrest is gewezen door de vice-president en twee raadsheren, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer24/01156 J
Datum10 juni 2025
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof 's-Hertogenbosch van 15 maart 2024, nummer 20-001231-23, in de strafzaak
tegen
[verdachte] ,
geboren in [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2005,
hierna: de verdachte.

1.Procesverloop in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft de advocaat J. Boksem een schriftuur ingediend, die echter pas bij de griffie van de Hoge Raad is ingekomen nadat de daarvoor in de wet gestelde termijn was verlopen.
De advocaat-generaal B.F. Keulen heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van de verdachte in het beroep.

2.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het cassatieberoep

De wet bepaalt binnen welke termijn een advocaat namens de verdachte een schriftuur met cassatiemiddelen (klachten) bij de Hoge Raad moet indienen. Aan die verplichting is niet voldaan. Het gevolg daarvan is dat de Hoge Raad het beroep van de verdachte niet in behandeling kan nemen (zie artikel 437 lid 2 van het Wetboek van Strafvordering).

3.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de vice-president V. van den Brink als voorzitter, en de raadsheren T. Kooijmans en R. Kuiper, in bijzijn van de waarnemend griffier H.J.S. Kea, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
10 juni 2025.