ECLI:NL:HR:2025:798

Hoge Raad

Datum uitspraak
27 mei 2025
Publicatiedatum
22 mei 2025
Zaaknummer
21/02820
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van thuis houden van dode gezelschapsdieren en onttrekking aan het verkeer van dode dieren

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 27 mei 2025 uitspraak gedaan in een cassatieberoep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 16 maart 2021. De verdachte was aangeklaagd voor het thuis houden van dode gezelschapsdieren en de onttrekking aan het verkeer van deze dode dieren, waaronder kittens, katten en een konijn. Het cassatieberoep werd ingesteld door de verdachte, vertegenwoordigd door advocaat J. Kuijper, op 29 juni 2021. De advocaat-generaal A.E. Harteveld concludeerde tot niet-ontvankelijkverklaring van het beroep, omdat het beroep ruim buiten de 14-dagentermijn was ingediend, zoals voorgeschreven in artikel 432.1.b van het Wetboek van Strafvordering. De verdediging stelde dat de onttrekking aan het verkeer in feite een beschikking was, waardoor een andere termijnregeling van toepassing zou zijn. De Hoge Raad oordeelde echter dat deze redenering niet opging en dat de reguliere regeling van de cassatietermijn van toepassing was. Uiteindelijk verklaarde de Hoge Raad het cassatieberoep van de verdachte niet-ontvankelijk, zoals vermeld in de conclusie van de advocaat-generaal.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer21/02820
Datum27 mei 2025
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 16 maart 2021, nummer RK 15-012853-21, in de strafzaak
tegen
[verdachte] ,
geboren in [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1987,
hierna: de verdachte.

1.Procesverloop in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft de advocaat J. Kuijper bij schriftuur een cassatiemiddel voorgesteld.
De advocaat-generaal A.E. Harteveld heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van het beroep.

2.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep

De Hoge Raad kan het cassatieberoep van de verdachte niet in behandeling nemen. De redenen daarvoor staan vermeld in de conclusie van de advocaat-generaal.

3.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de vice-president V. van den Brink als voorzitter, en de raadsheren A.L.J. van Strien en C.N. Dalebout, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
27 mei 2025.