Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van het eerste cassatiemiddel
3.Beoordeling van het tweede cassatiemiddel
4.Beslissing
27 mei 2025.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 27 mei 2025 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De verdachte was in eerste aanleg vrijgesproken van rijden onder invloed van cannabis, maar het openbaar ministerie ging in cassatie. De Hoge Raad beoordeelde twee cassatiemiddelen. Het eerste middel betrof de vraag of er sprake was van een 'onderzoek' zoals bedoeld in artikel 8 lid 5 van de Wegenverkeerswet 1994. De Hoge Raad oordeelde dat het hof terecht had geoordeeld dat er sprake was van een onderzoek en dat de resultaten daarvan als bewijs konden worden gebruikt. Het tweede middel betrof de overschrijding van de termijn voor bloedafname, zoals vastgelegd in artikel 12 lid 3 van het Besluit alcohol, drugs en geneesmiddelen in het verkeer. De Hoge Raad oordeelde dat de geringe overschrijding van de termijn, in combinatie met het feit dat de verdachte geen nadeel had ondervonden, voldoende was voor het hof om enkel een constatering van vormverzuim te doen zonder verdere rechtsgevolgen. De Hoge Raad verwierp het beroep en bevestigde de oordelen van het hof.