ECLI:NL:HR:2025:823

Hoge Raad

Datum uitspraak
27 mei 2025
Publicatiedatum
26 mei 2025
Zaaknummer
23/02156
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over rijden onder invloed van cannabis en bewijsvoering in verkeerszaken

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 27 mei 2025 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De verdachte was in eerste aanleg vrijgesproken van rijden onder invloed van cannabis, maar het openbaar ministerie ging in cassatie. De Hoge Raad beoordeelde twee cassatiemiddelen. Het eerste middel betrof de vraag of er sprake was van een 'onderzoek' zoals bedoeld in artikel 8 lid 5 van de Wegenverkeerswet 1994. De Hoge Raad oordeelde dat het hof terecht had geoordeeld dat er sprake was van een onderzoek en dat de resultaten daarvan als bewijs konden worden gebruikt. Het tweede middel betrof de overschrijding van de termijn voor bloedafname, zoals vastgelegd in artikel 12 lid 3 van het Besluit alcohol, drugs en geneesmiddelen in het verkeer. De Hoge Raad oordeelde dat de geringe overschrijding van de termijn, in combinatie met het feit dat de verdachte geen nadeel had ondervonden, voldoende was voor het hof om enkel een constatering van vormverzuim te doen zonder verdere rechtsgevolgen. De Hoge Raad verwierp het beroep en bevestigde de oordelen van het hof.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer23/02156
Datum27 mei 2025
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 26 mei 2023, nummer 21-001531-21, in de strafzaak
tegen
[verdachte],
geboren in [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1994,
hierna: de verdachte.

1.Procesverloop in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft de advocaat J. van der Stel bij schriftuur cassatiemiddelen voorgesteld.
De advocaat-generaal P.H.P.H.M.C. van Kempen heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.

2.Beoordeling van het eerste cassatiemiddel

2.1
Het cassatiemiddel klaagt over het oordeel van het hof dat sprake is van een ‘onderzoek’ als bedoeld in artikel 8 lid 5 van de Wegenverkeerswet 1994.
2.2
Het cassatiemiddel leidt niet tot cassatie. De redenen daarvoor staan vermeld in de conclusie van de advocaat-generaal onder 3.

3.Beoordeling van het tweede cassatiemiddel

3.1
Het cassatiemiddel klaagt over het oordeel van het hof dat kan worden volstaan met de constatering van het vormverzuim dat de termijn van de bloedafname uit artikel 12 lid 3 van het Besluit alcohol, drugs en geneesmiddelen in het verkeer is overschreden.
3.2
Het cassatiemiddel leidt niet tot cassatie. De redenen daarvoor staan vermeld in de conclusie van de advocaat-generaal onder 4.

4.Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president M.J. Borgers als voorzitter, en de raadsheren M. Kuijer en F. Posthumus, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
27 mei 2025.