Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van de schriftuur en de ontvankelijkheid van het beroep
3.Beslissing
27 mei 2025.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 27 mei 2025 uitspraak gedaan in een cassatieberoep tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 17 maart 2023. De verdachte, geboren in 1961, was aangeklaagd voor het mishandelen van een hond die hij trainde, in strijd met artikel 2.1.1 van de Wet dieren. Het cassatieberoep werd ingesteld door de verdachte, vertegenwoordigd door zijn advocaat F.J.M. Kobossen. De advocaat-generaal D.J.M.W. Paridaens concludeerde tot niet-ontvankelijkheid van het beroep, omdat de schriftelijke reactie van de raadsman niet op de juiste wijze was ingediend, in strijd met de geldende procesregels. De Hoge Raad heeft vastgesteld dat de schriftuur niet voldeed aan de wettelijke vereisten voor cassatiemiddelen, die een duidelijke klacht over schending van rechtsregels of vormvoorschriften vereisen. Aangezien de verdachte niet tijdig een correcte schriftuur had ingediend, kon de Hoge Raad het cassatieberoep niet in behandeling nemen. Uiteindelijk verklaarde de Hoge Raad het beroep niet-ontvankelijk.