In deze zaak heeft de Hoge Raad op 3 juni 2025 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De zaak betreft een verdachte die is veroordeeld voor het (mede)plegen van delicten gerelateerd aan grootschalige phishing fraude. De Hoge Raad heeft de opgelegde gevangenisstraf van 30 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk, beoordeeld en heeft deze verminderd naar 29 maanden en 2 weken, met behoud van de voorwaardelijke straf. Daarnaast heeft de Hoge Raad de duur van de gijzeling die is opgelegd in het kader van schadevergoedingsmaatregelen herzien. De Hoge Raad heeft vastgesteld dat de maximale duur van gijzeling in deze zaak 360 dagen bedraagt, en heeft de gijzeling voor de benadeelde partijen International Card Services B.V. en Coöperatieve Rabobank U.A. vastgesteld op respectievelijk 39 en 319 dagen. De uitspraak van het hof is vernietigd, maar alleen wat betreft de duur van de gevangenisstraf en de gijzeling. De Hoge Raad heeft ook geoordeeld dat de redelijke termijn voor de behandeling van het cassatieberoep is overschreden, wat heeft geleid tot een verdere vermindering van de gevangenisstraf. De zaak toont de strikte toepassing van de wetgeving omtrent gijzeling en de bescherming van de rechten van de verdachte.