Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van het cassatiemiddel
3.Beslissing
10 juni 2025.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 10 juni 2025 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een beslissing van de rechtbank Midden-Nederland van 10 december 2024. Het beroep in cassatie is ingesteld door de opgeëiste persoon, die wordt verdacht van ernstige misdrijven, waaronder moord en zware mishandeling, en die door de Republiek Suriname wordt uitgeleverd. De advocaat T.E. Korff heeft namens de opgeëiste persoon een cassatiemiddel ingediend, waarin hij de Hoge Raad verzocht om de uitspraak van de rechtbank te vernietigen. De plaatsvervangend advocaat-generaal V.M.A. Sinnige heeft geconcludeerd tot verwerping van het cassatieberoep.
De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van de rechtbank beoordeeld en geconcludeerd dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van de uitspraak. De Hoge Raad heeft in zijn oordeel geen verdere motivering gegeven, omdat het niet nodig was om vragen te beantwoorden die van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals bepaald in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie.
Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep verworpen, waarmee de beslissing van de rechtbank Midden-Nederland in stand blijft. Dit arrest is gewezen door vice-president M.J. Borgers als voorzitter, samen met de raadsheren T. Kooijmans en F. Posthumus, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting.