ECLI:NL:HR:2025:877

Hoge Raad

Datum uitspraak
6 juni 2025
Publicatiedatum
6 juni 2025
Zaaknummer
23/03653
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Procedures
  • Artikel 80a RO-zaken
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatieberoep niet-ontvankelijk verklaard in belastingzaak tegen gemeente Zoetermeer

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 6 juni 2025 uitspraak gedaan in het cassatieberoep van [X], vertegenwoordigd door N.G.A. Voorbach, tegen het College van Burgemeester en Wethouders van de Gemeente Zoetermeer. Het beroep in cassatie was gericht tegen de uitspraak van de Rechtbank Den Haag van 9 augustus 2023, waarin het verzet van belanghebbende tegen een eerdere uitspraak werd behandeld. Deze eerdere uitspraak betrof het niet tijdig nemen van een besluit op een brief van belanghebbende, die gericht was tegen een schriftelijke aansprakelijkstelling op grond van artikel 6:162 BW.

De Hoge Raad heeft de ontvankelijkheid van het cassatieberoep beoordeeld en geconcludeerd dat de klachten over de uitspraak van de Rechtbank niet gegrond zijn. De procureur-generaal bij de Hoge Raad heeft de gelegenheid gekregen om advies uit te brengen, maar de Hoge Raad heeft uiteindelijk besloten dat het cassatieberoep duidelijk niet kan slagen. Daarom heeft de Hoge Raad gebruikgemaakt van de mogelijkheid om het beroep zonder verdere motivering niet-ontvankelijk te verklaren, zoals voorzien in artikel 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie.

De Hoge Raad heeft ook geen aanleiding gezien om een veroordeling in de proceskosten uit te spreken. Het arrest is uitgesproken door de vice-president J.A.R. van Eijsden als voorzitter, samen met de raadsheren M.T. Boerlage en W.A.P. van Roij, en is openbaar gemaakt op 6 juni 2025.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
BELASTINGKAMER
Nummer23/03653
Datum6 juni 2025
ARREST
in de zaak van
[X] (hierna: belanghebbende),
vertegenwoordigd door N.G.A. Voorbach,
tegen
het COLLEGE VAN BURGEMEESTER EN WETHOUDERS VAN DE GEMEENTE ZOETERMEER,
vertegenwoordigd door [P],
op het beroep in cassatie tegen de uitspraak van de Rechtbank Den Haag van 9 augustus 2023, nr. SGR 22/8281 V, op het verzet van belanghebbende tegen de uitspraak van de Rechtbank (nr. SGR 22/8281) betreffende het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit op de brief van belanghebbende gericht tegen een schriftelijke aansprakelijkstelling op grond van artikel 6:162 BW.

1.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie

De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van de Rechtbank beoordeeld. De procureur-generaal bij de Hoge Raad heeft de gelegenheid gekregen een advies uit te brengen. De Hoge Raad is tot het oordeel gekomen dat het cassatieberoep duidelijk niet kan slagen. Hij zal daarom gebruikmaken van de mogelijkheid om het beroep zonder verdere motivering niet-ontvankelijk te verklaren (zie artikel 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie).

2.Proceskosten

De Hoge Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

3.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J.A.R. van Eijsden als voorzitter, en de raadsheren M.T. Boerlage en W.A.P. van Roij, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 6 juni 2025.