Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van de cassatiemiddelen
3.Beslissing
1 juli 2025.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 1 juli 2025 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een vonnis van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba. De zaak betreft een verkeersongeval waarbij de verdachte, onder invloed van alcohol, een voetganger heeft aangereden. In eerste aanleg werd de verdachte vrijgesproken, maar het hof oordeelde dat er wel degelijk sprake was van schuld aan het verkeersongeval, zoals bedoeld in artikel 2:284 lid 1 van het Wetboek van Strafrecht Curaçao. De Hoge Raad heeft de cassatiemiddelen van de verdachte verworpen, waarbij de advocaat-generaal D.J.M.W. Paridaens concludeerde tot verwerping van het beroep. De Hoge Raad oordeelde dat het hof terecht heeft vastgesteld dat de verdachte onvoldoende heeft opgelet en dat zijn alcoholgebruik bijdroeg aan het schuldverwijt. Het hof heeft ook vastgesteld dat de verdachte in de uren voorafgaand aan het ongeval alcohol heeft genuttigd, wat zijn rijvaardigheid negatief beïnvloedde. De Hoge Raad concludeerde dat het oordeel van het hof niet getuigde van een onjuiste rechtsopvatting en dat de redenen voor de verwerping van de cassatiemiddelen voldoende waren onderbouwd. Het arrest is gewezen door de vice-president en twee raadsheren, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting.