ECLI:NL:HR:2025:965
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Cassatie tegen uitspraak Gerechtshof Amsterdam over aanmaningskosten
In deze zaak heeft belanghebbende, aangeduid als [X], beroep in cassatie ingesteld tegen de uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam van 16 mei 2023, nummer 21/01727. Dit hoger beroep volgde op een eerdere uitspraak van de Rechtbank Noord-Holland (nummer HAA 20/4674) die betrekking had op aanmaningskosten die aan belanghebbende in rekening waren gebracht. De Hoge Raad heeft de klachten van belanghebbende over de uitspraak van het Hof beoordeeld. De Hoge Raad oordeelde dat de klachten niet konden leiden tot vernietiging van de uitspraak van het Hof. Het was niet nodig om te motiveren waarom dit oordeel was gegeven, aangezien de vragen die aan de orde waren niet van belang waren voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals vermeld in artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie. De Hoge Raad heeft ook geen aanleiding gezien om een veroordeling in de proceskosten uit te spreken. Uiteindelijk verklaarde de Hoge Raad het beroep in cassatie ongegrond. Dit arrest is uitgesproken op 20 juni 2025 door de vice-president J.A.R. van Eijsden, samen met de raadsheren M.W.C. Feteris en A.E.H. van der Voort Maarschalk, in aanwezigheid van de waarnemend griffier F. Treuren.