Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van het cassatiemiddel
3.Beslissing
24 juni 2025.
Hoge Raad
Op 24 juni 2025 heeft de Hoge Raad der Nederlanden uitspraak gedaan in een cassatiezaak betreffende de uitlevering van een opgeëiste persoon met de Nederlandse nationaliteit aan Zwitserland. De opgeëiste persoon was betrokken bij grootschalige handel in illegale verdovende middelen en had eerder een veroordeling in Duitsland ondergaan. In deze zaak werd een beroep gedaan op het ne bis in idem-beginsel, dat inhoudt dat iemand niet twee keer voor hetzelfde feit kan worden vervolgd. De rechtbank Limburg had op 1 november 2024 een uitspraak gedaan over de toelaatbaarheid van de uitlevering, maar de Hoge Raad oordeelde dat er geen aanleiding was om deze beslissing te heroverwegen. De advocaat-generaal D.J.M.W. Paridaens had geconcludeerd tot verwerping van het beroep, en de Hoge Raad volgde dit advies. De klachten over de uitspraak van de rechtbank konden niet leiden tot vernietiging van die uitspraak, en de Hoge Raad was niet verplicht om zijn oordeel verder te motiveren. De beslissing werd genomen zonder dat er vragen beantwoord hoefden te worden die van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals vastgelegd in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie. Het arrest werd uitgesproken ter openbare terechtzitting.