ECLI:NL:HR:2025:995
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Cassatie tegen uitspraak Gerechtshof 's-Hertogenbosch inzake ambtshalve vermindering inkomstenbelasting
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 27 juni 2025 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die was ingesteld door belanghebbende, vertegenwoordigd door V.J. de Groot, tegen de Staatssecretaris van Financiën. De zaak betreft een verzoek om ambtshalve vermindering van de aan belanghebbende opgelegde aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor het jaar 2015. De uitspraak van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch van 20 september 2023, waartegen het beroep in cassatie was ingesteld, had betrekking op het hoger beroep van belanghebbende tegen een eerdere uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant.
De Hoge Raad heeft de klachten van belanghebbende over de uitspraak van het Hof beoordeeld. De Advocaat-Generaal R.J. Koopman had eerder geconcludeerd tot ongegrondverklaring van het beroep in cassatie. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat de klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van de uitspraak van het Hof. Het was niet nodig om te motiveren waarom dit oordeel is gegeven, aangezien de vragen die aan de orde waren niet van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals bedoeld in artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie.
De Hoge Raad heeft geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten en heeft het beroep in cassatie ongegrond verklaard. Dit arrest is openbaar uitgesproken en is gewezen door de vice-president en twee raadsheren, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier.