ECLI:NL:OGAACMB:2017:124

Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
9 november 2017
Publicatiedatum
22 augustus 2018
Zaaknummer
EJ 108 van 2017
Instantie
Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
  • G.P.M. van den Dungen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding arbeidsovereenkomst en betaling achterstallig loon in arbeidszaak tussen werknemer en werkgever

In deze zaak heeft het Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba op 9 november 2017 uitspraak gedaan in een arbeidszaak tussen een verzoeker en de naamloze vennootschap Bonaire Security Force N.V. (BSF). De verzoeker, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. A.T.C. Nicolaas, heeft verzocht om ontbinding van de arbeidsovereenkomst en betaling van achterstallig loon. De verzoeker was sinds 1 februari 2012 in dienst bij BSF, maar heeft geen loon ontvangen over de maanden augustus en september 2016 en de periode van 1 tot 17 oktober 2016. Ondanks de financiële problemen van BSF heeft de verzoeker doorgewerkt, omdat hij zijn opdrachtgever niet in de steek wilde laten. BSF is niet verschenen op de zitting, ondanks dat zij deugdelijk was opgeroepen.

Het Gerecht heeft vastgesteld dat de verzoeker recht heeft op betaling van zijn achterstallig loon en niet genoten vakantiedagen. De arbeidsovereenkomst wordt ontbonden met onmiddellijke ingang, en de verzoeker ontvangt een vergoeding van US$ 5.000,- bruto. Daarnaast wordt BSF veroordeeld tot betaling van het achterstallige loon, de niet genoten vakantiedagen, en buitengerechtelijke incassokosten. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en BSF wordt in de kosten van de procedure veroordeeld. De verzoeker heeft toestemming gekregen om kosteloos te procederen, en het Gerecht heeft partijen in kennis gesteld van de ontbinding van de arbeidsovereenkomst.

Uitspraak

HET GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN BONAIRE, SINT EUSTATIUS EN SABA
zittingsplaats Bonaire
Burgerlijke zaken over 2017
Registratienummer : EJ 108 van 2017
Datum uitspraak : 9 november 2017

BESCHIKKING (artikelen 7A:1614, 7A:1614a BW BES , 2 en 10 Vakantiewet 1949 BES)

in de zaak van

[verzoeker],

wonend te Bonaire,
verzoeker,
gemachtigde: mr. A.T.C. Nicolaas,
en

de naamloze vennootschap Bonaire Security Force N.V.,

gevestigd en kantoorhoudend te Bonaire,
verweerster,
hierna: BSF,
niet verschenen.

De procedure

1. Het Gerecht heeft kennis genomen van het verzoekschrift, met producties, van [verzoeker]
ingekomen ter griffie op 13 september 2017.
2. De mondelinge behandeling van het verzoekschrift heeft plaatsgehad op 26 oktober 2017. Bij
deze gelegenheid zijn [verzoeker] en zijn gemachtigde verschenen. BSF is, hoewel deugdelijk opgeroepen, niet verschenen.
3. De beschikking is bepaald op heden.

De vaststaande feiten

4. De volgende feiten staan tussen partijen vast:
- [ [verzoeker] is op 1 februari 2012 op afroepbasis voor onbepaalde tijd in dienst getreden van
BSF in de functie van beveligingsmedewerker voor een bruto uurloon van US$ 5,03;
- de feitelijke situatie was dat [verzoeker] maandelijks, volgens een door BSF opgesteld schema,
146 uur werkte;
- BSF heeft [verzoeker] zijn loon over de maanden augustus en september 2016 en over de
periode 1 tot 17 oktober 2016 niet uitbetaald;
- op 17 oktober 2016 is [verzoeker] in dienst getreden van een andere, zijn huidige, werkgever,
althans op die datum had [verzoeker] zijn eerste werkdag;
- op 28 augustus 2017 heeft [verzoeker] BSF doen verzoeken om tot betaling van zijn
achterstallig loon, evenals niet genoten vakantiedagen en een vervangende schadevergoeding over te gaan. Aan dit verzoek van [verzoeker] heeft BSF niet voldaan.

Het verzoek

5. [verzoeker] verzoekt het Gerecht:
I. hem toe te staan kosteloos te procederen;
II. de arbeidsovereenkomst tussen partijen bij beschikking uitvoerbaar bij voorraad te ontbinden op grond van gewichtige redenen met onmiddellijke ingang, met veroordeling van BSF tot betaling aan [verzoeker] van een bedrag van US$ 14.687,60, dan wel een door het Gerecht in goede justitie te bepalen bedrag aan vervangende schadevergoeding;
III. BSF te veroordelen om aan [verzoeker] tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen een bedrag van US$ 2.204,14, zijnde achterstallig loon over de maanden augustus, september en oktober 2016, vermeerderd met de wettelijke rente en vertragingsrente vanaf 1 september 2016;
IV. BSF te veroordelen om aan[verzoeker] tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen een bedrag van US$ 2.105,33, zijnde niet genoten vakantiedagen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 28 augustus 2017;
V. BSF te veroordelen tot betaling aan [verzoeker] van buitengerechtelijke incassokosten ad 15% van de onder II en III vermelde bedragen;
VI. BSF te veroordelen in de kosten van dit geding.
6. [verzoeker] stelt dat BSF in oktober 2016 op non-actief werd gesteld en dat BSF alle
werknemers, in afwachting van een beslissing over de voortgang van BSF, naar huis heeft gestuurd. [verzoeker] is voor BSF blijven werken tot en met oktober 2016. In de periode augustus 2016 tot en met oktober 2016 heeft [verzoeker] 146 uren gewerkt, maar BSF heeft hem zijn loon niet uitbetaald. [verzoeker] stelt naast zijn loon ook recht te hebben op het uitbetalen van zijn vakantiedagen op grond van het bepaalde in artikel 5 van de arbeidsovereenkomst. Onder verwijzing naar artikel 2 eerste lid van de Vakantiewet 1949 BES stelt [verzoeker] recht te hebben op vijftien betaalde vakantiedagen per jaar. BSF is op grond van artikel 10 Vakantiewet 1949 BES gehouden [verzoeker] zijn niet genoten vakantiedagen uit te betalen. Sinds zijn indiensttreding heeft [verzoeker] geen enkele vakantiedag kunnen opnemen. [verzoeker] verzoekt dan ook uitbetaling van zijn vakantiedagen vanaf 2011. [verzoeker] stelt voorts dat er geen vooruitzicht is op voortzetting van zijn werkzaamheden voor BSF. [verzoeker] is sinds 17 oktober 2016 werkzaam voor een nieuwe werkgever. [verzoeker] verzoekt dan ook zijn arbeidsovereenkomst voor onbetaalde tijd op afroepbasis wegens gewichtige redenen met onmiddellijke ingang te ontbinden. [verzoeker] verzoekt hem een vervangende schadevergoeding toe te kennen van US$ 14.687,60. Dit bedrag is als volgt tot stand gekomen: kantonrechtersformule (A = 10 x B = US$ 734,38 x C = 2).

De beoordeling

7. Het Gerecht oordeelt als volgt. Niet is gebleken dat de arbeidsovereenkomst tussen [verzoeker]
en BSF door een der partijen is opgezegd, dan wel dat deze arbeidsovereenkomst op een andere wijze is geëindigd. [verzoeker] is echter reeds sinds 17 oktober 2016 in dienst van een andere werkgever, en heeft na deze datum geen werkzaamheden meer voor BSF verricht. Het Gerecht zal het verzoek van [verzoeker] volgen en de arbeidsovereenkomst met onmiddellijke ingang ontbinden.
8. [ [verzoeker] heeft ter zitting aangetoond dat hij, hoewel hij een arbeidsovereenkomst op
afroepbasis had gesloten met BSF, feitelijk niet op afroepbasis werkzaam was. [verzoeker] werkte maandelijks aan de hand van een door BSF opgesteld schema 146 uur bij dezelfde opdrachtgever. [verzoeker] heeft een brief in het geding gebracht waaruit blijkt dat BSF haar medewerkers op 15 september 2016 heeft bericht dat zij niet in staat is de salarissen over de maanden augustus en september 2016 uit te betalen. Die brief heeft [verzoeker] echter pas later van een collega ontvangen. In de periode dat hij nog werkzaam was voor BSF en geen loon ontving was hij niet op de hoogte van het bericht van BSF dat hij geen salaris zou ontvangen.
9. Voor september 2016 had [verzoeker] een rooster gekregen. Hij heeft zich aan dat rooster
gehouden en alle uren gewerkt. Nadat [verzoeker] zijn loon niet had ontvangen heeft hij de opdrachtgever benaderd om te vragen hoe het verder moest met zijn loon. De opdrachtgever had aangegeven dat hij door moest werken, omdat zij beveiliging nodig hadden. Hierdoor heeft [verzoeker] doorgewerkt, hoewel het niet duidelijk was of hij loon uitbetaald zou krijgen. In de maand oktober 2016 zijn de beveligingsdiensten voor de opdrachtgever overgenomen door een ander beveiligingsbedrijf. [verzoeker] is op 17 oktober 2016 bij dat bedrijf in dienst getreden, en is nog voor dat bedrijf, GSS, werkzaam. Het door [verzoeker] geleden nadeel is dan ook beperkter dan in het verzoekschrift is gesteld.
10. De vergoeding ex artikel 7A:1615w vijfde lid BW BES wordt naar billijkheid bepaald. Bij de
bepaling van de hoogte van de vergoeding speelt een rol dat [verzoeker] zijn werk heeft behouden, zodat in de vergoeding het element van overbrugging naar een andere werkkring ontbreekt. Bij de bepaling van de hoogte van de vergoeding speelt echter geen rol dat [verzoeker] over een bepaalde periode geen loon heeft ontvangen. Daarnaast is bij de bepaling van de hoogte van de vergoeding van belang dat indien het beëindigen van de arbeidsovereenkomst aan de werkgever te wijten is, zoals in het onderhavige geval, niet maakt dat automatisch aanspraak wordt gemaakt op correctiefactor 2. Alles overziend is het Gerecht van oordeel dat de vergoeding naar billijkheid moet worden bepaald op US$ 5.000,- bruto.
11. Voldoende is gesteld en dat [verzoeker] geen loon heeft ontvangen over de maanden augustus
en september 2016 en over de periode 1 tot 17 oktober 2016, terwijl hij wel voor BSF werkzaamheden heeft verricht. Het verzoek betreffende loondoorbetaling zal worden toegewezen voor de maanden augustus en september 2016 en voor de periode 1 tot 17 oktober 2016, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de vervaldata van de verschillende loontermijnen. [verzoeker] heeft aanspraak gemaakt op vertragingsrente over het niet ontvangen loon, gebaseerd op artikel 7A:1614q BW BES. De vertragingsrente zal gelet op de omstandigheden van het geval worden toegewezen tot een percentage van 10.
12. [ [verzoeker] verzoekt voorts vergoeding van niet genoten vakantiedagen. Uit de
arbeidsovereenkomst van [verzoeker] blijkt dat hij recht heeft op vakantiedagen over de periode waarin hij feitelijk werkzaamheden heeft verricht voor BSF. [verzoeker] werkte maandelijks 146 uren, zodat hij recht heeft op 15 vakantiedagen per jaar. Nu BSF niet is verschenen is niet betwist dat [verzoeker] sinds zijn indiensttreding bij BSF geen vakantiedagen heeft opgenomen. Het Gerecht zal het verzoek van [verzoeker] dan ook toewijzen tot een bedrag van US$ 2.105,33, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf heden.
13. Ten aanzien van de buitengerechtelijke incassokosten oordeelt het Gerecht als volgt. Het
Gerecht acht voldoende gesteld en gebleken dat [verzoeker] kosten heeft gemaakt om te trachten het geschil in der minne op te lossen. Op grond van het Procesreglement 2016 worden buitengerechtelijke kosten toegewezen naar rato van 1½ punt van het liquidatietarief voor de eerste aanleg, tenzij ten genoegen van de rechter wordt aangetoond waarom een (zodanige) begroting niet op haar plaats is. Nu het verzochte bedrag niet nader is onderbouwd en onder II en III betaling van een totaalbedrag van US$ 4.309,47 is verzocht, zal een bedrag van US$ 418,50 aan buitengerechtelijke kosten worden toegewezen (1½ punt x tarief 3).
14. Als de in het ongelijk te stellen partij zal BSF in de kosten van dit geding worden
veroordeeld. De kosten aan de zijde van [verzoeker] worden tot op heden begroot op:
- griffierecht $ 28,-
- salaris gemachtigde (1 punt ad $ 279,-) $
279,-
Totaal $ 307,-

Beslissing

Het Gerecht:
Verleent [verzoeker] toestemming om kosteloos te procederen;
Stelt partijen in kennis van zijn voornemen de tussen partijen bestaande arbeidsovereenkomst
te ontbinden met ingang van heden, onder toekenning aan [verzoeker] van een ten laste van BSF komende vergoeding van US$ 5.000,- bruto;
Stelt [verzoeker] in de gelegenheid om uiterlijk op 14 november 2017 zijn verzoek in te trekken;
indien [verzoeker] van deze gelegenheid geen gebruik maakt:
Ontbindt de tussen partijen bestaande arbeidsovereenkomst met ingang van heden onder toekenning aan [verzoeker] van een ten laste van BSF komende vergoeding van US$ 5.000,- bruto;
indien [verzoeker] van deze gelegenheid wel gebruik maakt:
Veroordeelt [verzoeker] in de kosten van de procedure, tot op heden aan de zijde van BSF begroot op nihil;
3. Veroordeelt BSF tot betaling aan [verzoeker] van een bedrag van US$ 7.343,80 aan
vervangende schadevergoeding;
4. Veroordeelt BSF tot betaling aan [verzoeker] het loon van [verzoeker] over de maanden augustus
en september 2016 evenals over de periode 1 oktober 2016 tot 17 oktober 2016, vermeerderd met de wettelijke rente en vertragingsrente ad 10% vanaf de vervaldata van de verschillende loontermijnen;
5. Veroordeelt BSF tot betaling aan [verzoeker] van een bedrag van US$ 2.105,33 aan niet
genoten vakantiedagen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf heden;
6. Veroordeelt BSF tot betaling aan [verzoeker] van een bedrag van US$ 418,50 aan
buitengerechtelijke incassokosten;
7. Veroordeelt BSF in de kosten van dit geding, aan de zijde van [verzoeker] tot op heden begroot
op US$ 307,-, waarvan een bedrag van US$ 28,- aan griffierecht dat door BSF aan de griffie van het Gerecht dient te worden voldaan;
8. Verklaart de onderdelen 3 tot en met 6 uit de beslissing van deze beschikking uitvoerbaar bij
voorraad;
9. Wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. G.P.M. van den Dungen, rechter in voormeld Gerecht en in het openbaar uitgesproken op 9 november 2017 in tegenwoordigheid van de griffier.